b = eerste twee alleen meervoud op -en, laatste twee meervoud op -en en -s 1. woord dat eindigt op -s, wordt in meervoud meestal een -z 2. sommige woorden hebben een meervoud op -en en -s
c = seconde, weide, gewoonte, geboorte, ziekte, ...
Slide 6 - Tekstslide
Nakijken - Opdracht 4*
a = tikken, blikken, griepprikken, valstrikken medeklinker verdubbelt: -ik wordt -ikken
b = zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ik, maar waar de klemtoon niet op -ik valt, zijn een uitzondering op de regel. monniken, lomperiken, viezeriken
Slide 7 - Tekstslide
Nakijken - Opdracht 5
a = heggen, grotten, vlaggen, mussen
b = vegen, sloten, lagen, muren
c = bij a komt er steeds een medeklinker bij, bij b wordt er een klinker weggelaten
d = anders een probleem bij de uitspraak
Slide 8 - Tekstslide
Bijzondere meervouden
Meervoud op -ie of -ee
Woord + s Kanarie > kanaries, confrontatie > confrontaties
Klemtoon wel aan het einde van het woord? + ën Industrie > industrieën, trofee > trofeeën
Klemtoon niet aan het einde van het woord? Trema op de laatste e + n Bacterie > bacteriën