Les economie 10 maart: herhaling H6

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Planning

- Instructie onderwerpen 

- zelfstandig aan de slag met het oefenopdracht PTA

Marktaandeel

De omzet of afzet van een bedrijf uitgedrukt als percentage van de totale omzet of afzet van de productgroep.

(wat : waarvan) x 100%

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop (EXCLUSIEF BTW)

WINSTBEREKENING:

Afzet  x verkoopprijs  =            Omzet

Afzet x inkoopprijs  =                Inkoopwaarde -

                                                             BRUTORESULTAAT

(huurpand, elektriciteit,          Bedrijfskosten -

personeelskosten)  =               NETTORESULTAAT

                                                            

Voorbeeldsom

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

-afzet 3000 stuks.

-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-

-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-

-Loonkosten waren € 30.000,-

-Overige kosten € 25.000

Vraag:

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)

UITWERKING

3000 x 75,-          =  € 225.000,- 

3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -

BRUTOWINST     =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -

NETTOWINST     =  €   65.000,-

Productiecapaciteit 

Maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken. 

Wordt bepaald door:

- Aantal mensen dat werkzaam is in het bedrijf.

- Aantal uren dat zij werken.

- De machines 

Productiecapaciteit

Capaciteit onderbezet? 

- Machines die niet worden gebruikt

- Niet genoeg werk voor iedereen. 

Capaciteit overbezet?

- Veel vraag naar producten, maar te kort aan personeel en machines. 

Concrete markt / Abstracte markt 

Concrete markt

Een plaats waar op afgesproken tijden goederen worde verhandeld. Weekmarkt of supermarkt.

Abstracte markt

Het geheel van vraag naar en aanbod van producten. Oliemarkt of Huizenmarkt.