Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
1 A
B
60 A
C
900 A
D
0 A
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
1 A
B
60 A
C
900 A
D
0 A
Slide 1 - Quizvraag
Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
1 A
B
60 A
C
900 A
D
0 A
Slide 2 - Quizvraag
De draad wordt nu door midden geknipt en opnieuw aangesloten op de spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 3 - Quizvraag
De draad wordt nu door midden geknipt en opnieuw aangesloten op de spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 4 - Quizvraag
De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B
Slide 5 - Quizvraag
De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B
Slide 6 - Quizvraag
Je knipt een elektriciteitsdraad halverwege doormidden en legt de twee helften naast elkaar en sluit ze zo aan op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de geleidbaarheid?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 7 - Quizvraag
Je knipt een elektriciteitsdraad halverwege doormidden en legt de twee helften naast elkaar en sluit ze zo aan op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de geleidbaarheid?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 8 - Quizvraag
Draad A heeft een 2x zo hoge soortelijke weerstand als draad B. Draad A heeft een 2x zo grote diameter als draad B. Wat is de verhouding tussen de lengtes als de weerstand gelijk is?
A
lA=lB
B
lA=2lB
C
lA=21lB
D
lA=4lB
Slide 9 - Quizvraag
Draad A heeft een 2x zo hoge soortelijke weerstand dan draad B. Draad A heeft een 2x zo grote diameter als draad B. Wat is de verhouding tussen de lengtes als de weerstand gelijk is?