HAVO; 4.1 VWO: 4.3

HAVO: 4.1 VWO: 4.3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

HAVO: 4.1 VWO: 4.3

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Kijken naar huiswerk
Spitsen -> HAVO eerst, dan VWO
Leerdoelen 
Uitleg + aantekeningen 
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

VWO (zelfstandig)
Lees zelf 4.3 goed door. 

huiswerk opdrachten:
4, 5, 6, 7 en 9

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 4.1 HAVO
4.1.1 Je kunt beschrijven waarvan de luchtweerstandskracht en de rolweerstandskracht afhankelijk zijn.
4.1.2 Je kunt de resultante op een voorwerp afleiden.
4.1.3 Je kunt de twee gevolgen van een resultante op een voorwerp benoemen.
4.1.4 Je kunt verklaren welke beweging een voorwerp zal maken als je de resultante kent (eerste wet van Newton).

Slide 4 - Tekstslide

Eerste wet van Newton
Als de resultante van alle krachten 0 N is, is het voorwerp in rust of beweegt het met een constante snelheid in een rechte lijn.

Slide 5 - Tekstslide

Op aarde is er altijd weerstand.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer de voortstuwende kracht in evenwicht is met de weerstandskracht dan beweeg je in gelijk tempo in een rechte lijn.

Slide 7 - Tekstslide

3 weerstandskrachten
Schuifweerstand     Rolweerstand            Luchtweerstand

Slide 8 - Tekstslide

Schuifweerstand: weerstand die een voorwerp ondervindt wanneer het over een oppervlak schuift of glijdt.
Verkleinen door: de oppervlakken die langs elkaar glijden zo glad mogelijk maken.

Slide 9 - Tekstslide

Rolweerstand: ontstaat doordat rollend voorwerp en ondergrond vervormen.
Verkleinen door: ondergrond vlakker en harder te maken, rollend voorwerp harder te maken.

Slide 10 - Tekstslide

Luchtweerstand: ontstaat doordat een voorwerp de lucht voor zich opzij moet duwen.
Verkleinen door: stroomlijning, het frontaal oppervlak verkleinen om minder lucht opzij te hoeven verplaatsen.

Slide 11 - Tekstslide

HAVO aan de slag
4.1: 
1, 4, 5, 6, 7 en 10 

Slide 12 - Tekstslide

VWO 4.3 Kracht en arbeid
4.3.1 Je kunt verschillende manieren beschrijven om een voortstuwende kracht te produceren.
4.3.2 Je kunt uitleggen hoe de arbeid afhangt van de afstand en de voortstuwende kracht.
4.3.3 Je kunt berekeningen uitvoeren met de arbeid, de (voortstuwende) kracht en de afstand.
4.3.4 Je kunt het energiestroomdiagram van brandstof- en elektromotoren tekenen en toelichten.
4.3.5 Je kunt uitleggen dat de arbeid even groot is als de hoeveelheid nuttig gebruikte energie.
4.3.6 Je kunt het rendement van brandstofmotoren en elektromotoren berekenen.

Slide 13 - Tekstslide

Arbeid

Als je met een kracht een voorwerp verplaatst, 
verricht je arbeid. 

Slide 14 - Tekstslide

Arbeid (op je formuleblad)
Omdat die richting zo belangrijk is, is het ook een onderdeel van de formule voor arbeid. In formulevorm:


waarin:
             = arbeid (J)
             = kracht (N)
             = afstand (m)
            
W=Fs
s
W
F

Slide 15 - Tekstslide

Arbeid berekenen

Slide 16 - Tekstslide

Arbeid
W=Fs=505=250 J
Arbeid = kracht x afstand
W = F x s
[F] = N
[s] = m
[W] = Nm = J

Slide 17 - Tekstslide

Newtonmeter en Joule
Arbeid en newtonmeter zijn zo bedacht dat ze altijd hand in hand gaan met energie en Joule.

1 Nm = 1 J

Slide 18 - Tekstslide

Rendement berekenen

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
HAVO: 4.1 opgave 1, 4, 5, 6, 7 en 10 

VWO: 4.3 opgave 
4, 5, 6, 7 en 9

Slide 20 - Tekstslide