Unit 3.4 reading + much/many/a lot of

3.4 Reading
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.4 Reading

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen!
Herhaling word order
Grammar hoeveelheden: Much, Many, Little...
Woordjes: Clothing leren voor de toets!

Slide 2 - Tekstslide

Put in the correct order:
walked/we/yesterday/in Westgate

Slide 3 - Open vraag

Put in the correct order:
in the garden/Peter/worked/yesterday

Slide 4 - Open vraag

Put in the correct order:
to Thailand/we'll/next year/go

Slide 5 - Open vraag

Put in the correct order:
I/to Amsterdam/will go/tomorrow

Slide 6 - Open vraag

Much, many & a lot of

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis
  • Much, many & a lot of betekenen allemaal veel in het Nederlands.
  • Je gebruikt ze alleen niet allemaal hetzelfde. Kijk naar de volgende voorbeelden en probeer het verschil tussen much & many te raden!

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
  1. many friends
  2. much water
  3. many chairs
  4. much time
  5. many superheroes
  6. much love

Slide 9 - Tekstslide

Much
  • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

Do you have much work? 
We haven't got much money.

Kan je het woord water tellen?

Slide 10 - Tekstslide

Many
  • Je gebruikt many als het woord dat erna komt meervoud en telbaar is.
He hasn't got many friends.
Do we have many videogames?

Tip: Je kunt meervoud herkennen aan de letter -s achter een woord.

Slide 11 - Tekstslide

A lot of
  • A lot of betekent veel, net als bij many & much.

  • A lot of gebruik je bij bevestigende (+) zinnen.

  • Much/ many gebruik je bij vragende (?)/ ontkennende (-) zinnen. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
  • I have a lot of friends. (+)
  • She has not got many friends. (-)
  • Do we have much homework? (?)
  • The school has a lot of pupils. (+)
  • Our village has not got much snow. (-)
  • Does the cat have many kittens? (?)

Slide 13 - Tekstslide

I have got ... problems.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 14 - Quizvraag

The dogs aren't ... fun.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 15 - Quizvraag

How ... milk is left in the fridge?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 16 - Quizvraag

Are there ... ghosts in that creepy building?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 17 - Quizvraag

My brother has ... problems with my dad.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 18 - Quizvraag

Grammar: (a) few/ (a) little 
enkelvoud/ontelbaar
meervoud/telbaar
little = weinig
few = weinig
a little = een beetje
a few = een paar
I've got too little money.
I'm cutting a few onions.
She saves a little money every month. 
There are few people that really know me. 

Slide 19 - Tekstslide

Janet gave me ... apples from her garden.
A
few
B
little
C
a few
D
a little

Slide 20 - Quizvraag

I didn't drink all the coffee, there's still ... left.
A
few
B
little
C
a few
D
a little

Slide 21 - Quizvraag

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 22 - Quizvraag

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 23 - Quizvraag

A lot of

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Unit 3.4 Reading
Volgende opdrachten maken:
2,3,5,8,9 en 10

Slide 25 - Tekstslide