Begrippen examen

Startopdracht in stilte!
Welkom!
Ga in stilte op je plek zitten.
Pak een pen en open je schrift op een nieuwe pagina.

Bij de startopdracht gaan wij beginnen met meerkeuzevragen.
Schrijf in je schrift onder elkaar in de kantlijn 1 - 18.
Meer dan 14 goed = 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht in stilte!
Welkom!
Ga in stilte op je plek zitten.
Pak een pen en open je schrift op een nieuwe pagina.

Bij de startopdracht gaan wij beginnen met meerkeuzevragen.
Schrijf in je schrift onder elkaar in de kantlijn 1 - 18.
Meer dan 14 goed = 

Slide 1 - Tekstslide

activeren
A
aansporen om iets te doen
B
aanzetten
C
overtuigen van je mening
D
een activiteit verzinnen

Slide 2 - Quizvraag

aanleiding
A
bewijs om een tekst te schrijven
B
feit dat in de tekst voorkomt
C
reden om een tekst te schrijven
D
oordeel dat in de tekst voorkomt

Slide 3 - Quizvraag

citeren
A
de betekenis opschrijven
B
iets aanduiden
C
zeggen dat je het er mee eens of oneens bent
D
letterlijk herhalen wat iemand gezegd of geschreven heeft

Slide 4 - Quizvraag

conclusie
A
grappig verhaaltje
B
een eindoordeel
C
jouw mening
D
samenvatting

Slide 5 - Quizvraag

hoofdgedachte
A
een goede kernzin
B
samenvatting in een zin
C
de laatste zin van de tekst
D
in één goede zin waar de hele tekst over gaat

Slide 6 - Quizvraag

subjectief
A
gebaseerd op feiten
B
gebaseerd op de toelichting
C
gebaseerd op wat er in de tekst staat
D
gebaseerd op jouw mening of persoonlijke voorkeur

Slide 7 - Quizvraag

anekdote
A
een mop
B
een korte tekst
C
een leuk kort verhaaltje
D
een sprookje

Slide 8 - Quizvraag

tussenkopje
A
titel boven één of meer alinea's
B
dikgedrukt gedeelte in het begin van een tekst
C
titel boven de hele tekst
D
conclusie aan het einde van de tekst

Slide 9 - Quizvraag

weerleggen
A
het eens zijn met de bewering
B
bewijzen dat een bewering niet klopt
C
beweren dat jij gelijk hebt
D
argumenten verzinnen

Slide 10 - Quizvraag

bevestigen
A
zeggen dat iets klopt
B
zeggen dat iets niet klopt
C
je mening geven
D
een conclusie trekken

Slide 11 - Quizvraag

objectief
A
gebaseerd op feiten zonder eigen mening
B
gebaseerd op je eigen ideeën
C
gebaseerd op jouw persoonlijke voorkeur
D
gebaseerd op jouw eigen mening

Slide 12 - Quizvraag

iemand overtuigen
A
iemand in actie laten komen
B
iemand iets uitleggen
C
iemand met argumenten jouw mening uitleggen
D
iemand informatie geven

Slide 13 - Quizvraag

standpunt
A
nuancering
B
mening
C
argument
D
onderwerp

Slide 14 - Quizvraag

figuurlijk
A
met beeldspraak
B
met een abstract figuur
C
met formeel taalgebruik
D
met informeel taalgebruik

Slide 15 - Quizvraag

verklaren
A
je iets afvragen
B
gedachten en gevoelens onder woorden brengen
C
je doel bereiken
D
uitleggen

Slide 16 - Quizvraag

globaal
A
betreft de hele wereld
B
alleen het begin
C
in grote lijnen
D
alleen het einde

Slide 17 - Quizvraag

voorwaarde
A
iets dat je ouders van je eisen
B
iets dat je afgesproken hebt
C
iets dat nodig is, voordat iets anders gebeurt
D
iets dat van waarde is

Slide 18 - Quizvraag

tegenstelling
A
twee tekstdelen die goed bij elkaar passen
B
twee tekstdelen die een reden geven
C
twee tekstdelen die tegengestelde informatie geven
D
twee tekstdelen die op logische volgorde staan

Slide 19 - Quizvraag

Programma
1. startopdracht
2. Huiswerk nakijken
3. Hoe beantwoord ik vragen over begrijpend lezen
4. Blokjes werken (alleen en samen) 3 x 15 minuten
5. pauze tussendoor de blokjes werken
6. Laatste 10 minuten lezen in het leesboek.

Slide 20 - Tekstslide