Les 2 Het kleinste hondje van de wereld

Het kleinste hondje van de wereld
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het kleinste hondje van de wereld

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les
  • Ken je 9 nieuwe woorden
  • Het boek Pietepaf

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat
uitgeven:       als een boek wordt uitgegeven, wordt het gedrukt
                           en verkocht                                                                                                                                              uitbrengen:  maken en verkopen, hier gaat het over boeken
de reeks:         aantal dingen in een volgorde bij elkaar, hier gaat dat over boeken
de acrobaat:  iemand die kunstjes doet met zijn lichaam. Hij loopt bijvoorbeeld over een touw



Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat
de attractie:       iets leuks dat veel mensen willen zien/ naar toe
                                 gaan                                                                                                                                              tegenwoordig:  nu
ongepast:            niet netjes of aardig
nemen zoals je bent: mensen vinden het goed zoals je bent. met je goede en slechte dingen
aflopen:                eindigen



Slide 4 - Tekstslide

Filmpje
Er wordt heel veel geoefend voordat je een voorstelling ziet in het circus. Kijk maar naar het filmpje op de volgende dia.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Denkvraag
In het filmpje zag je veel ‘trucs’. Welke zou jij wel willen leren? Leg uit.

Slide 7 - Tekstslide

Denkvraag
Kan iedereen dit leren? 
Welke eigenschappen heb je nodig, denk je?

Slide 8 - Tekstslide

Wat ga je in deze tekst lezen, denk je?

Slide 9 - Tekstslide

De inleiding
“Kom dames en heren, kom allemaal in mijn tent, dames en heren, ik zal u iets bijzonders laten zien!” Dit roept de circusbaas in het boekje Pietepaf het circushondje.

Slide 10 - Tekstslide

Denkvraag
Ik zal u iets bijzonders laten zien.
Door welk woord zou je bijzonders kunnen vervangen, denk je?

Slide 11 - Tekstslide

Alinea 1
Hij heeft een piepklein doosje en daarin zit het aller aller áller áller- kleinste hondje van de wereld. Zijn naam is Pietepaf. Iedereen houdt van hem omdat hij zo klein is. Kunstjes kan hij verder niet.

Slide 12 - Tekstslide

Denkvraag
Waarom is het niet erg dat Pietepaf geen kunstjes kan, denk je?

Slide 13 - Tekstslide

Alinea 2
Het verhaal bestaat al lang. Het is in 1934 geschreven door Dorothy Kunhardt. Zij is dood, maar omdat het verhaal opnieuw wordt uitgegeven in Nederland, is haar dochter Edith hier gekomen. Zij vertelt; “Het verhaal van Pietepaf is lang geleden uitgebracht in een Gouden-boekjesreeks in Amerika.”De boekjes werden uitgebracht in andere landen. “In Nederland was Pietepaf het eerste Gouden Boekje. Mijn moeder was daar heel trots op. “

Slide 14 - Tekstslide

Edith is hier gekomen.
Wat wordt er bedoelt met hier?
A
de uitgever
B
Nederland
C
Amerika
D
de boekwinkel

Slide 15 - Quizvraag

Denkvraag
Veel mensen hebben het verhaal van Pietepaf gelezen. Uit welke zin uit alinea 2 blijkt dat, denk je?

Slide 16 - Tekstslide

Alinea 3
Het bijzondere van dit boekje is dat het laat zien hoe het circus er vroeger uitzag in Amerika. “Mijn moeder hield van het circus. Ze was vooral dol op de olifanten, de acrobaten en de clown.
Voor Pietepaf ging ze nóg vaker naar het circus om goed te kijken hoe alles werkte.”

Slide 17 - Tekstslide

Denkvraag
Waarom ging de moeder van Edith nog vaker naar het circus? Lees goed in deze alinea.

Slide 18 - Tekstslide

Alinea 4
Eigenlijk bestonden er twee soorten circussen in die tijd.
Die met dieren, clowns en acrobaten, en een heel ander soort circus, één waarin ongewone mensen te zien waren. Heel dikke dames, dwergmensen of reuzen. Zij deden geen kunstjes. Zij waren zelf de attractie. Net als Pietepaf; hij was alleen maar klein. De schrijfster heeft van beide circussen iets laten zien in haar boek.

Slide 19 - Tekstslide

Denkvraag
Er bestonden twee soorten circussen in die tijd.
Over welke tijd gaat het hier, denk je? Leg uit.
En over welke twee soorten circussen vertelt deze alinea?

Slide 20 - Tekstslide

Alinea 5
“Als mijn moeder nu zou leven, zou ze denk ik een heel ander soort boekje hebben geschreven. Tegenwoordig bestaat zo’n circus met ‘rare’mensen niet meer; dat vinden we nu niet aardig meer en zelfs ongepast.
Toch is het ook een boek van nu. Het gaat namelijk over of anderen je wel of niet nemen zoals je bent.

Slide 21 - Tekstslide

Denkvraag
Als mijn moeder nu zou leven, zou ze denk ik een heel ander soort boekje hebben geschreven.
Wie wordt er bedoelt met ik, denk je?

Slide 22 - Tekstslide

Denkvraag
Waarom zou haar moeder een heel ander soort boekje hebben geschreven, denk je?

Slide 23 - Tekstslide

Alinea 6
Als Pietepaf op een dag groeit, wordt hij een gewoon hondje en is hij niet meer bijzonder genoeg om te laten zien aan de bezoekers. De circusbaas zegt dan dat Pietepaf maar weg moet uit het circus. En alle mensen in het circus huilen. Hoe het afloopt kun je zelf lezen. Je kunt het boekje lenen in de bibliotheek of kopen in de winkel.

Slide 24 - Tekstslide

Denkvraag
Bij welke alinea hoort het laatste plaatje op je tekstblad?

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer zou Pietepaf wel in het circus kunnen blijven?
A
Als hij groeit.
B
Als hij eigenlijk geen attractie meer is.
C
Als hij klein blijft.
D
Als hij groot is.

Slide 26 - Quizvraag

Afsluiting
Je hebt voorspeld waar de tekst over zal gaan.
Klopte je voorspelling?

Slide 27 - Tekstslide