“Je ................... je bureau opruimen”, zeggen mijn collega’s.
Ik ................... graag een paar nieuwe pennen en een paar nieuwe mappen.
Morgen ................... ik een uur eerder beginnen, omdat het erg druk is, zegt mijn baas.
Ik heb vakantie en ................... daarom drie weken niet te werken.
Je ................... hier niet harder rijden dan 80 kilometer uur. Kijk maar naar de borden.
Je ................... nu niet zo hard te rijden, we hebben tijd genoeg.
Ik heb een afspraak, ik ................... morgen naar de tandarts.
Mijn broer ................... voor zijn werk twee dagen naar Amsterdam.