Woordenschat Disk thema 17 - groen (halfgevorderd)
Woordenschat
Vandaag leer je 12 nieuwe woorden bij het thema
'geld en werk'. (groen)
Schrijf het woord op en ook de betekenis: notebook of woordenschrift Disk
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woordenschat
Vandaag leer je 12 nieuwe woorden bij het thema
'geld en werk'. (groen)
Schrijf het woord op en ook de betekenis: notebook of woordenschrift Disk
Slide 1 - Tekstslide
het inkomen
het geld dat je verdient met werken
een ander woord is: salaris
een ander woord is: loon
zin: Een inkomen is belangrijk om te kunnen leven.
Slide 2 - Tekstslide
het brutoloon
het salaris dat je werkgever aan jou betaalt voordat er geld voor de belasting vanaf is gehaald
de werkgever betaalt dat belastingdeel aan de belastingdienst
Jij ontvangt niet het brutoloon
Slide 3 - Tekstslide
de loonbelasting
de belasting die betaald moet worden aan de overheid als je met werken je salaris verdient.
dit zit in je brutoloon deel
dit gaat automatisch bij elke werkgever
zin: Iedereen betaalt elke maand loonbelasting.
Slide 4 - Tekstslide
het nettoloon
het loon nadat er geld voor de belasting vanaf is gehaald
dit loon ontvang je op je bankrekening
het is altijd minder dat je brutoloon
zin: Als ik mijn nettoloon weet, weet ik wat ik kan uitgeven.
Slide 5 - Tekstslide
de rente
geld dat je aan de bank moet betalen als je geld leent
je betaalt aan de bank de lening terug + de rente
geld dat je van de bank krijgt als je geld op je rekening hebt
zin: ik zoek een bank die een hoge rente geeft voor mijn geld.
Slide 6 - Tekstslide
de hypotheek
de lening voor een huis, gebouwen, een (grote dure )boot
de lening sluit je af bij een bank
je betaalt de lening + rente terug: meestal in 30 jaar
Zin:
Als ik 70 jaar ben heb ik eindelijk mijn hypotheek betaald.
Slide 7 - Tekstslide
de schuld
je verantwoordelijkheid op je nemen als iets fout is gegaan
de lening die je hebt bij iemand of bij een bank
zin: Het is mijn schuld dat hij een gebroken been heeft, want ik liet hem struikelen.
zin: De schuld bij mijn vader is nog hoog, helaas. Ik heb het nog niet (af)betaald.
Slide 8 - Tekstslide
Maak zinnen met de woorden van vandaag. Regels - maak minimaal 3 zinnen - denk aan de leestekens en hoofdletters; - je mag NIET Google translate gebruiken!
De woorden: de schuld, de hypotheek, de rente, het nettoloon, de loonbelasting, het brutoloon
Slide 9 - Open vraag
lenen
iets geven aan ander en het later weer terug geven;
de bank kan je geld lenen: dat moet je later weer terug betalen;
werkwoord: ik leen, hij leent, wij lenen;
zin: Ik leen altijd mijn kleding aan mijn zusje.
Slide 10 - Tekstslide
Maak een zin met het woord: lenen
Slide 11 - Open vraag
openbaar
iets wat voor iedereen te zien is;
iets wat iedereen mag gebruiken;
zin: Mijn Facebook is openbaar. Iedereen kan mijn Facebook-account zien.
Slide 12 - Tekstslide
Maak een zin met het woord: openbaar
Slide 13 - Open vraag
gunstig
iets wat gunstig is, geeft je voordeel;
iets wat gunstig is, is goed voor je;
zin: Het is gunstig dat we wel naar school mogen, want dan kunnen we meer leren dan online.
Slide 14 - Tekstslide
Maak een zin met het woord: gunstig
Slide 15 - Open vraag
genoeg
zoveel als nodig is;
niet te veel en niet te weinig;
Zin: Ik heb genoeg geleerd om de toets goed te maken.
Slide 16 - Tekstslide
Maak een zin met het woord: genoeg
Slide 17 - Open vraag
het doel
dat je wat je wilt bereiken;
je hebt een doel in je leven: wat wil je later als werk, hoe wil je dat je leven er later uit ziet?;
zin: Mijn doel in mijn leven is om een leuke baan te hebben.
Slide 18 - Tekstslide
Maak een zin met het woord: het doel
Slide 19 - Open vraag
Schrijfopdracht
Opdracht
Maak een kort verhaal met de woorden uit de woordenschat:
gunstig
genoeg
het doel
openbaar
lenen
Regels
gebruik minimaal 3 woorden van de woordenschat;
denk aan de leestekens en hoofdletters;
je verhaal heeft minimaal 5 zinnen.
Slide 20 - Tekstslide
Maak een kort verhaal. Regels - gebruik minimaal 3 woorden van de woordenschat; - denk aan de leestekens en hoofdletters; - je verhaal heeft minimaal 5 zinnen.
De woorden: gunstig, het doel, openbaar, lenen, genoeg
Slide 21 - Open vraag
Woordenschat
Schrijf van de andere woorden uit de woordenlijst ook de betekenis/ vertaling op.