T2 Chapter 2 Past simple vs past continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Tuesday,

January 17

WELCOME!

This lesson:

• Grammar Ch2
• Individual work

How are you feeling today?

😒🙁😐🙂😃

past simple vs past continous

Les doel

Je weet wat de past continuous is, hoe je deze maakt en toepast.

Hoe vorm je de past continuous?

- de verleden tijd van to be : was/were + ww+-ing
I was doing
you were doing
he/she/it was doing
we were doing
you were doing
they were doing

The past continous 

Je gebruikt de 'past continuous' als je wilt zeggen dat iets aan de gang was in de verleden tijd (vandaar 'continuous')

1.  Miss Snijders was driving to Rijssen, when it started to rain. 

2.  The students of T2B were writing down notes during English class.  

Hoe vorm je de past continuous?

Na was/were krijgt het werkwoord daarna + ing.
I was working
You were drinking
He was reading
We were watching

Past Continuous

Past tense of the verb 'to be' and verb + ing

I was playing

You were playing

He was playing

We were playing

You were playing

They were playing

wanneer gebruik je de past continuous?

1. als iets aan de gang is
2. als iets gister is gebeurd
3. als iets aan de gang was
4. als je wil zeggen wat je doet

Wat is de correcte past continuous voor in deze zin:
I ............... to repair my bike when he offered to help me. (to try)

1. trying
2. am trying
3. was trying
4. tried

Past Continous vs. Past Simple

Past Continuous = aan de gang in het verleden (waren aan het..., zaten te...)

Past Simple = iets gebeurde op een bepaald moment in het verleden en is klaar

PAST CONTINUOUS & PAST SIMPLE

Als ze samen in een zin staan dan:

• geeft de Past Continuous de langer durende actie aan
• geeft de Past Simple de korter durende actie aan

De PS "onderbreekt" de PC.

Past Simple

ww + -ed

Onregelmatig werkwoord (2e rijtje)

He cleaned the house yesterday.

She did the dishes.

Past Continuous

was

                                   of        +  ww   +  ing

were

He was cleaning the house.

We were walking to school.

Wat duurt langer?

    geeft de PC (-ing vorm) de langer durende actie aan
    geeft de PS de korter durende actie aan

When Mary called him Peter was sleeping.

Het slapen duurt langer dan het roepen.

Wat duurt langer?

    geeft de PC (-ing vorm) de langer durende actie aan
    geeft de PS de korter durende actie aan

I was walking when I dropped my marker.

Het lopen duurt langer dan het vallen van mijn markeerstift.

Wat duurt langer?

    geeft de PC (-ing vorm) de langer durende actie aan
    geeft de PS de korter durende actie aan

I was singing when I fell down the stairs.

Het zingen duurt langer dan het vallen van de trap.

We sang that song yesterday.

1. Past Simple
2. Past continuous

Past simple or Past continuous?

I was having a shower yesterday.

1. Past simple
2. Past continuous

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.

1. were working - finded
2. worked - was finding
3. was finding - works
4. was working - found

He ____ (break) his leg, when he _____ (play) frisbee.

1. breaks - played
2. broke - was playing
3. was breaking - played
4. broke - played

I ______ (fall) asleep, while I ________ (watch) TV.

1. fell - watched
2. was falling - was watching
3. was falling - watched
4. fell - was watching

The phone _____ (ring), when I _______ (sit) on the toilet.

1. rang - was sitting
2. was ringing - was sitting
3. rings - was sitting
4. rang - sat

We __________ (wait) for Jane, when she __________ (come) around the corner.

1. was waiting - came
2. were waiting - came
3. waited - was coming
4. waited - came

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.

1. were watching - heared
2. was watching - heared
3. were watching - heard
4. was watching - heard

Ik snap de grammatica

1. Ja
2. Ja, maar wil meer oefenen
3. Nee
4. Niet helemaal, heb meer uitleg/oefening nodig

Extra practice

1. past simple

2. past continous

3. past simple vs past continous

Chapter 2

E: Writing and Grammar

(page 96)

35ab-36-37ab-38

Done? show me your work

Quizlet