2kgt Chapter 2
1 / 38
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
crutches
A
kruimels
B
krukken
C
keuken
Slide 2 - Quizvraag
to examine
A
examineren
B
vitamines maken
C
onderzoeken
Slide 3 - Quizvraag
to feel worse
A
zich beter voelen
B
zich zielig voelen
C
zich slechter voelen
Slide 4 - Quizvraag
a plaster
A
een plaatsje
B
een pleister, gips
C
een plein
Slide 5 - Quizvraag
the stitches
A
de hechtingen
B
de ritsen
C
hechting
Slide 6 - Quizvraag
to bruise
A
bruisend maken
B
blauwe plek
C
kneuzen
Slide 7 - Quizvraag
X-ray
A
dia
B
röntgenfoto
C
X-film
Slide 8 - Quizvraag
a bruise
A
een blauwe plek
B
een bruistablet
C
een hechting
Slide 9 - Quizvraag
to throw up
A
opgooien
B
overgeven
C
morsen
Slide 10 - Quizvraag
a sore throat
A
een zorgelijke keel
B
een pijnlijke keel
C
een maagpijn
Slide 11 - Quizvraag
to hang in there
A
in de boom hangen
B
volhouden
C
naar daar je verplaatsen
Slide 12 - Quizvraag
to improve
A
improviseren
B
verbeteren
C
bewijzen
Slide 13 - Quizvraag
to worry about
A
dragen naar
B
zich zorgen maken over
C
met elkaar eten
Slide 14 - Quizvraag
sore
A
Zorro
B
ergernis
C
pijnlijk
Slide 15 - Quizvraag
tough
A
tof
B
toffee
C
lastig
Slide 16 - Quizvraag
thankfully
A
dank je
B
bedankt
C
gelukkig
Slide 17 - Quizvraag
picky
A
pikkerig
B
gepikeerd
C
kieskeurig
Slide 18 - Quizvraag
cranky
A
chagrijnig
B
krankiepankie
C
bedenkelijk
Slide 19 - Quizvraag
to rinse
A
rinkelen
B
afspoelen
C
schudden
Slide 20 - Quizvraag
dairy products
A
zuivelproducten
B
producten voor diarree
C
yoghurt producten
Slide 21 - Quizvraag
to limit
A
lijntjes trekken
B
beperken
C
limonade maken
Slide 22 - Quizvraag
outdated
A
een date hebben met iemand
B
verouderd
C
datum vaststellen
Slide 23 - Quizvraag
to admit
A
toegeven, toestaan
B
hinkelen
C
vastzetten
Slide 24 - Quizvraag
achievement
A
archief
B
prestatie
C
presteren
Slide 25 - Quizvraag
source
A
bron
B
bronwater
C
sneetje brood
Slide 26 - Quizvraag
to suffer from
A
zich suf houden
B
lijden aan
C
indommelen
Slide 27 - Quizvraag
Past Simple
Slide 28 - Woordweb
Yesterday I .... (go) to the supermarket.
Slide 29 - Open vraag
She ...... (carry) the heavy luggage to the gate.
Slide 30 - Open vraag
Past Continuous
Slide 31 - Woordweb
He .... ........ (read) a book.
Slide 32 - Open vraag
They ...... ........ (walk) in the park.
Slide 33 - Open vraag
Ms. Gross ...... ....... us English grammar WHEN a bee ........ (come) into the classroom.
Slide 34 - Open vraag
The bus ...... (drive off) while I ....... ........ (search) for my bus pass.
Slide 35 - Open vraag
Wat weet je over
CAN? Noem er 2.
CAN? Noem er 2.
Slide 36 - Woordweb
Wat weet je over
COULD? Noem er 3.
COULD? Noem er 3.
Slide 37 - Woordweb
Wat weet je over
SHOULD? Noem er 2.
SHOULD? Noem er 2.
