Quiz woordenschat H3 & H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Quiz woordenschat H3 & H4

1. Je speelt mee met je voornaam.

2. Voor elke meerkeuzevraag krijg je 10 seconden.

3. Zet de autocorrectie op je telefoon uit!

Succes!

Peter en Kim steggelen over wie de klusjes in huis moet doen.

steggelen

1. wandelen
2. overleggen
3. ruziën
4. discussiëren

Het is gebleken dat cosmetische producten veilig zijn.

cosmetisch

1. kosmos
2. verfraaiend
3. ruimte
4. gesloten

Hij bejegent iedereen bot.


bejegenen

1. zich gedragen tegenover
2. zich aanstellen
3. zich afgewezen voelen
4. zich overgeven

Doet het ertoe of ik een mooi mens ben of niet, of gaat het puur om mijn eigen esthetiek?

esthetiek

1. godsdienstig
2. schoonheidsleer
3. filosofie
4. plantenkunde

Het was moeilijk te geloven dat het boek voor zo veel controverse had gezorgd toen het in ’66 werd gepubliceerd.


controverse

1. aandacht geven aan
2. overeenkomst
3. overtuiging
4. meningsverschil/strijdpunt

Ze is wis en waarachtig ernstig ziek en heeft alle reden om wanhopig te zijn!

wis en waarachtig

1. zeer zeker
2. eerlijk zijn
3. misschien
4. de waarheid verdoezelen

‘Jullie denken toch niet dat ik alles in geuren en kleuren ga vertellen?’

in geuren en kleuren

1. iets wat lekker ruikt
2. enthousiast vertellen
3. vrolijkheid
4. met allerlei details

Ik heb geen idee wie het meest gestolen heeft, maar ik denk dat ze allebei hoge ogen gooien.

hoge ogen gooien

1. twee zessen gooien
2. iets heel hoog gooien
3. een grote kans maken
4. iets uitproberen

Maar zelfs koningen moeten soms zwichten voor de druk.

zwichten

1. zwikken/struikelen
2. toegeven
3. overhalen
4. terugkrabbelen

Naar verluidt denkt Tom er toch al over om naar Frankrijk terug te keren.

naar verluidt

1. zoals gezegd
2. verlagen tot
3. voorwaarde
4. zoals het klinkt

Hij dacht dat Apple geen alternatief had.

alternatief

1. overige/rest
2. gebruikelijk
3. voorwaarde
4. andere vorm/mogelijkheid

Inderdaad, zo liet Koos weten, in België had de fiscus hard ingegrepen.

fiscus

1. plant
2. bank
3. overheid
4. belastingdienst/ staatskas

Maar eerst moet u zich conformeren aan de regel van het huis.

zich conformeren aan

1. zich comfortabel voelen met
2. zich verzetten tegen
3. zich schikken naar /aanpassen aan
4. besluit nemen

Moet ik er soms nog meer woorden aan spenderen?

spenderen

1. toegift
2. betalen
3. doorbrengen
4. besteden/ uitgeven

Die ventilatoren staan nooit stil: zij circuleren de lucht door het hele schip.

circuleren

1. sparen
2. rondgaan
3. besteden
4. terug geven

Op grond van zijn bekentenis werd de dief gepakt.

op grond van

1. dankzij/ door
2. voorafgaand aan
3. daarmee
4. overtuigen

Hij ging het huis binnen door de achterdeur, het seinpistool schietklaar ter hoogte van zijn middel.

ter hoogte van

1. lengte/ afstand
2. dankzij
3. informeren
4. bij

Dat geld is ruim voldoende om jaren op grote voet te kunnen leven.

op grote voet leven

1. grote voeten hebben
2. veel grond hebben
3. veel geld uitgeven
4. te kleine schoenen hebben

‘Pecunia non olet, zeiden de Romeinen.

pecunia non olet

1. ehhh....dit is toch het vak Nederlands?
2. geld stinkt niet
3. geld verspillen
4. geld opleveren

Hoeveel woorden had je goed?

019

Ben je klaar voor de toets?

😒🙁😐🙂😃