In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Vorige les?
Slide 1 - Woordweb
Programma
Terugblik Past simple
Present Perfect
Opdrachten maken
Slide 2 - Tekstslide
Doel
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen de past simple en de present perfect
Slide 3 - Tekstslide
Past Simple
Slide 4 - Woordweb
I... some chips yesterday
A
have
B
had
Slide 5 - Quizvraag
She .... my best friends when I was younger
A
was
B
were
Slide 6 - Quizvraag
We ... soccer all day!
A
play
B
played
Slide 7 - Quizvraag
Present Perfect
De present Perfect gebruik je als je iets wilt zeggen wat in het verleden is begonnen, maar nu nog steeds doorgaat.
Bijv: Ik ben al sinds 2012 getrouwd
Het trouwen gebeurde in het verleden, maar gaat nu nog steeds door.
Slide 8 - Tekstslide
Present Perfect
De Present Perfect schrijf je met het woordje have of has voor het werkwoord. Ook moet je weer ED achter het werkwoord zetten zoals bij de past simple.
VB: I have married that girl since 2012.
He has played this game for a very long time.
Slide 9 - Tekstslide
Past simple
- het is in de verleden tijd gebeurt en afgelopen
-Je schrijft het zo:
werkwoord + ed
Bij onregelmatige werkwoorden kies je uit het tweede rijtje
Present Perfect
- het is in de verleden tijd begonnen en gaat nu nog steeds door
-Je schrijft het zo:
have/has+ werkwoord+ed
Bij onregelmatige werkwoorden kies je uit het derde rijtje
Slide 10 - Tekstslide
Maken:
Van Emma Eisma onderdeel H: 5,6 & onderdeel I 5 t/m 8
LET OP: BIJ PAST SIMPLE 1 WOORD INVULLEN EN BIJ PRESENT PERFECT HAVE/HAS!