Present Perfect

present perfect
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

present perfect

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:

Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:

I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 5 - Tekstslide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 7 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed / -ied / -d
play - played
walk - walked
study - studied
live - lived

Slide 8 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Irregular verbs zijn werkwoorden die
A
in de verleden tijd eindigen op - ed
B
in de verleden tijd eindigen op -ing
C
in de verleden tijd niet eindigen op - ed,
D
je niet in de verleden tijd kunt zetten

Slide 11 - Quizvraag

Irregular verbs

have - ……. - had
A
had
B
hadded
C
haved
D
haven

Slide 12 - Quizvraag

Irregular verb:

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - began - began
D
to begin - begun - begun

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verb of:
geven
A
to gave - give - given
B
to give - given - given
C
to give - gived - gived
D
to give - gave - given

Slide 14 - Quizvraag

Irregular verb:
horen
A
to hear - hear - heard
B
to hear - heard- heard
C
to hear- heart - heart
D
to hear - heared - hearing

Slide 15 - Quizvraag

Irregular verb:
vechten
A
to fight - fighted - fought
B
to fight - fight - fight
C
to fight - fought - fought
D
to fight - fought - foughted

Slide 16 - Quizvraag

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 17 - Tekstslide

Woorden waaraan je herkent dat de zin in de present perfect (voltooid tijd) staat
  • JUST (NET)
  • ALREADY (AL)
  • YET (AL)
  • NOT YET (NOG NIET)
  • ALWAYS (ALTIJD)
  • NEVER (NOOIT)
  • EVER (OOIT)
  • SINCE (SINDS)
  • FOR (NU AL)
  • (FOR) HOW LONG? (HOE LANG)

Slide 18 - Tekstslide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect (voltooid deelwoord)?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect (voltooid deelwoord)?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 21 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect (voltooid deelwoord)?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 22 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect (voltooid deelwoord)?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 23 - Quizvraag

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 24 - Quizvraag

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 25 - Quizvraag

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 26 - Quizvraag

Ik begrijp helemaal hoe ik de Present Perfect moet maken en wat onregelmatige werkwoorden zijn
Ja, laat mij maar aan de slag gaan!
Nee, ik wil graag nog een extra uitlegvideo kijken.

Slide 27 - Poll

Oefenen
Als je op de vorige vraag 'nee' hebt geantwoord, moet je eerst de video kijken op de volgende slide.

Als je 'ja' hebt geantwoord, ga je oefenen met de website in de laatste slide.
Maak de eerste 4 links (grammar 1, grammar 2, grammar 3, grammar test)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Link