3KGT Chapter 2 E

Chapter 2 E
              

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapter 2 E
              

Slide 1 - Tekstslide

Today's class
At the end of this lesson...
  • ... you know how to make the present perfect (voltooide t)
  • ... you know how to make the past tense (verleden t)
  • ... you know what irregular verbs are and how to use them

Slide 2 - Tekstslide

Verleden en Voltooide tijd
In deze lesson-up leer je hoe je de verleden tijd en de voltooide tijd moet maken. Ook ga je leren wat signaalwoorden zijn, en wat regelmatige/onregelmatige werkwoorden zijn. Deze zijn heel belangrijk voor jouw PTA01 en voor het behalen van je examens, want ze komen in het Engels altijd en overal voor. De voorwaarde voor het halen van je Engels examen, is dat je deze lesstof goed snapt en leert.  

Deze lesson-up kun je zelfstandig doornemen. Lees alle tekst rustig door, kijk de filmpjes, maak de quizvragen. Snap je het aan het einde? Top! Vind je het nog lastig, dan kun je op de laatste pagina verder oefenen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wanneer gebruik je de present perfect?


Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:

Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
Om te praten over ervaringen to  nu toe:

I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
Have / has + voltooid deelwoord

I have lived here for ten years.
She has known him since 2011.

Slide 8 - Tekstslide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 9 - Sleepvraag

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 10 - Quizvraag

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 11 - Quizvraag

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoorden

Je kunt vaak heel makkelijk herkennen of een zin in de voltooide tijd staat of niet. Dit komt door signaalwoorden. Dit zijn woorden die jou meteen zeggen dat iets in het verleden gebeurd is, en nog niet is afgesloten.
Een aantal van deze signaalwoorden zijn:

  • JUST (NET)
  • ALREADY (AL)
  • YET (AL)
  • NOT YET (NOG NIET)
  • ALWAYS (ALTIJD)
  • NEVER (NOOIT)
  • EVER (OOIT)
  • SINCE (SINDS)
  • FOR (NU AL)
  • (FOR) HOW LONG? (HOE LANG)

Slide 13 - Tekstslide

Dus, samenvattend:
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 14 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed / -ied / -d
play - played
walk - walked
study - studied
live - lived

Slide 15 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 16 - Tekstslide

Verder goed om te weten: je kunt ook vragen maken in de voltooide tijd. Hoe?
zet have/has gewoon aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 17 - Tekstslide

Soms staat een zin in de verleden tijd i.pv. de voltooide. Je kunt dit herkennen aan woorden zoals: yesterday, last week, 100 years ago, in 1920, etc. Dit zijn ook signaalwoorden.
Verleden tijd of voltooide tijd?
vb
I worked at Mc Donald's 2 years ago, but not anymore.
I ate a Hamburger yesterday.

Je laat dan gewoon have/has weg en gebruikt bij een onregelmatig werkwoord het 2e rijtje.



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Irregular verbs zijn werkwoorden die
A
in de verleden tijd eindigen op - ed
B
in de verleden tijd eindigen op -ing
C
in de verleden tijd niet eindigen op - ed,
D
je niet in de verleden tijd kunt zetten

Slide 20 - Quizvraag

Regular or irregular?
Op de volgende dia kun je op een link klikken. Je moet hierbij de werkwoorden plaatsen in regelmatig (regular) of onregelmatig (irregular). Weet jij het verschil al? Maak het spel af en ga dan zelfstandig verder met de lesson-up.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Kies het juiste rijtje.

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - began - began
D
to begin - begun - begun

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste rijtje:
geven
A
to gave - give - given
B
to give - given - given
C
to give - gived - gived
D
to give - gave - given

Slide 24 - Quizvraag

Maak het rijtje af:

have - had - ....
A
had
B
hadded
C
haved
D
haven

Slide 25 - Quizvraag

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 26 - Quizvraag

Alice lived in Rome 20 years ago.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect (voltooid deelwoord)?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin staat in de past tense (verleden tijd)?
A
I lived in Amsterdam when I was younger.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 29 - Quizvraag

I ......... never ....... (laugh) at any of his jokes.
Zet de zin in de voltooide tijd.
Let op: laugh is niet onregelmatig

Slide 30 - Open vraag

You ......... (to tell) me that joke already.
Zet de zin in de voltooide tijd
Let op: tell is wel onregelmatig

Slide 31 - Open vraag

You ......... (to tell) me that joke last year.

Let op het signaalwoord.
Zet de zin in de verleden of voltooide tijd.

Slide 32 - Open vraag

Brandon ......... (lose) his keys.
Zet de zin in de voltooide tijd
Let op: lose is wel onregelmatig

Slide 33 - Open vraag

Brandon ......... (lose) his keys yesterday but he has found them.

Let op het signaalwoord.
Zet de zin in de verleden of voltooide tijd.

Slide 34 - Open vraag

Ik begrijp hoe ik de verleden en voltooide tijd moet maken en ik begrijp wat onregelmatige werkwoorden zijn.
Ja, dat lukt best goed
Nee, ik wil graag nog extra uitleg

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Link