QUIZ 1 + THEORIE

par. 3.1 
Lineair of niet
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

par. 3.1 
Lineair of niet

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
Lineair verband - Lineaire grafiek

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
Ik weet wat een lineaire grafiek is.
Ik weet wat een vloeiende kromme is.
Ik weet wat een horizontale grafiek is. 
Ik weet wat een periodieke grafiek is. 

Slide 3 - Tekstslide

Lineair = liniaal
Lineair verband
Leerdoelen:
Ik kan een lineaire grafiek bij een tabel tekenen.
Ik kan een vloeiende kromme bij een tabel tekenen.
Ik kan aan de tabel zien of een grafiek lineair of niet is.
Ik zie of een grafiek snel of langzaam daalt of stijgt of constant blijft.
 

Slide 4 - Tekstslide



Grafiek 1 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 5 - Quizvraag



Grafiek 2 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 6 - Quizvraag



Grafiek 1 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 7 - Quizvraag



Grafiek 2 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 8 - Quizvraag



Grafiek 3 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 9 - Quizvraag



Grafiek 4 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 10 - Quizvraag


Grafiek 5 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 11 - Quizvraag



Grafiek 6 is een
A
horizontale grafiek
B
vloeiende kromme
C
lineaire grafiek

Slide 12 - Quizvraag

Geef voor de situatie aan of hier een lineaire grafiek of een vloeiende kromme bij getekend kan worden.

Jasper verdient als vakkenvuller €4,80 per uur.
A
lineaire grafiek
B
vloeiende kromme

Slide 13 - Quizvraag

Geef voor de situatie aan of hier een lineaire grafiek of een vloeiende kromme bij getekend kan worden.

Een plant groeit elke dag met 0,5 cm.
A
lineaire grafiek
B
vloeiende kromme

Slide 14 - Quizvraag

Geef voor de situatie aan of hier een lineaire grafiek of een vloeiende kromme bij getekend kan worden.

Het aantal mensen dat besmet is met een virus verdubbelt elke week.
A
lineaire grafiek
B
vloeiende kromme

Slide 15 - Quizvraag

Geef voor de situatie aan of hier een lineaire grafiek of een vloeiende kromme bij getekend kan worden.

Linda verdient per maand met het lopen van folders €0,10 per adres.
Ook krijgt ze €7,50 onkostenvergoeding per maand.
A
lineaire grafiek
B
vloeiende kromme

Slide 16 - Quizvraag

Geef voor de situatie aan of hier een lineaire grafiek of een vloeiende kromme bij getekend kan worden.

Marco leent geld bij de bank. Hij moet elk jaar 1,8% rente betalen.
A
lineaire grafiek
B
vloeiende kromme

Slide 17 - Quizvraag

Grafiek .... stijgt steeds langzamer.

Slide 18 - Open vraag

Grafiek .... daalt steeds langzamer.

Slide 19 - Open vraag

Grafiek .... stijgt steeds sneller.

Slide 20 - Open vraag

Grafiek .... is periodiek.

Slide 21 - Open vraag

Grafiek .... stijgt steeds met dezelfde snelheid.

Slide 22 - Open vraag


Voedsel kan buiten de koelkast snel bederven. Dat komt doordat het aantal bacteriën snel groeit bij hogere temperatuur. De tabel gaat over het aantal bacteriën in een schaaltje yoghurt. In de tabel is de tijd in uren. Bij de tabel is een grafiek getekend.
Welke bewering klopt?
A
De grafiek is een rechte lijn.
B
De grafiek stijgt steeds sneller.
C
De grafiek stijgt steeds langzamer.
D
De grafiek daalt steeds sneller.

Slide 23 - Quizvraag

Rente

Marjanne heeft € 50 op haar spaarrekening gezet. Door de rente groeit haar spaarbedrag.
In de tabel is de tijd in jaren en het bedrag in euro's.
✍ Teken de grafiek in het assenstelsel op je werkblad.

Slide 24 - Tekstslide


Hoe heb je de grafiek gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 25 - Quizvraag



Na ongeveer hoeveel jaar is Marjanne's spaarbedrag verdubbeld?
A
Na ongeveer 15 jaar.
B
Na ongeveer 17 jaar.
C
Na ongeveer 19 jaar.
D
Na ongeveer 20 jaar.

Slide 26 - Quizvraag



Welke bewering klopt?
A
De grafiek is lineair.
B
De grafiek stijgt steeds sneller.
C
De grafiek stijgt eerst en daalt daarna.
D
De grafiek stijgt steeds langzamer.

Slide 27 - Quizvraag

Opdracht 5

Kijk naar de grafiek die je hebt getekend op je werkblad.

Is de grafiek een lineaire grafiek of een vloeiende kromme?
A
een lineaire grafiek
B
een vloeiende kromme

Slide 28 - Quizvraag

Spaarrekening


Marga zet € 50 op haar spaarrekening. Daarna spaart zij elke maand € 25.
In de tabel is t de tijd in maanden en B het bedrag in euro's.

✍ Vul de tabel verder in op het werkblad.

Slide 29 - Tekstslide


Hoe heb je de opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 30 - Quizvraag



Kijk naar de tabel die je hebt ingevuld op je werkblad.

Hoeveel euro komt er per maand bij?
A
0
B
25
C
50
D
75

Slide 31 - Quizvraag

Spaarrekening



✍ Teken de grafiek op het werkblad.

Slide 32 - Tekstslide


Hoe heb je de opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 33 - Quizvraag




Is de grafiek een lineaire grafiek of een vloeiende kromme?
A
een lineaire grafiek
B
een vloeiende kromme

Slide 34 - Quizvraag


Kijk naar de grafiek die je hebt getekend op je werkblad.

Hoort de grafiek bij een lineair verband?
A
Ja, de grafiek hoort bij een lineair verband.
B
Nee, de grafiek hoort niet bij een lineair verband.

Slide 35 - Quizvraag


De koelkast van Frank is stuk. De grafiek gaat over de temperatuur in de koelkast. In de grafiek is t de tijd in uren en T de temperatuur in ℃ .
Na hoeveel uur is de temperatuur opgelopen tot 11 ℃.
A
Na ongeveer 16 uur.
B
Na ongeveer 18 uur.
C
Na ongeveer 20 uur.

Slide 36 - Quizvraag



Welke bewering is juist?

A
De grafiek is lineair.
B
De grafiek stijgt steeds sneller.
C
De grafiek stijgt eerst en daalt daarna.
D
De grafiek stijgt steeds langzamer.

Slide 37 - Quizvraag




Is de grafiek een lineaire grafiek of een vloeiende kromme?
A
een lineaire grafiek
B
een vloeiende kromme

Slide 38 - Quizvraag



Fatima bekijkt de tabel over het waterpeil. Zij zegt: 'Ik kan aan de tabel al zien dat de grafiek geen rechte lijn wordt.'

Leg uit hoe zij dat kan zien.
A
In de bovenste rij komt er steeds 1 bij, in de onderste rij komt er steeds 2 bij.
B
In de bovenste rij komt er steeds 1 bij, in de onderste rij komt er niet steeds hetzelfde bij.

Slide 39 - Quizvraag



✍ Teken een assenstelsel met de grafiek  op je werkblad.

Slide 40 - Tekstslide


Hoe heb je de opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 41 - Quizvraag

BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN -BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN- BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN - BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN – BLIJF OEFENEN 

Slide 42 - Tekstslide