H1: Organisatievormen - en structuren N3 en N4 Organisatie

Week 36
BBL Vakleer TL/ Superv. / Spec.
Mart Hovens
Docent Economie

Retail & Sales en
Transport & Logistiek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogistiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Week 36
BBL Vakleer TL/ Superv. / Spec.
Mart Hovens
Docent Economie

Retail & Sales en
Transport & Logistiek

Slide 1 - Tekstslide

Vakleer Personeelsmanagament (N4) en 
Leidinggeven & Pers. Man. (N3)

Kennismaking klas a.d.h.v. PP intro.

Slide 2 - Tekstslide

Vakleer Personeelsmanagament (N4) en 
Leidinggeven & Pers. Man. (N3)

N4 Hfst. 1: Organisatie                             N3 Hfst. 1: Organiseren
1.1 De organisatie                                        1.1 Organisatiestructuur
1.2 Organisatiestructuren                       1.2 Functie en taak
1.3 Managementniveaus                         1.3 Hor. en vert. taakverd.
1.4 Organisatiecultuur                              1.4 Organisatievormen
                                                                             1.5 Indeling naar F-P-M-G.

Slide 3 - Tekstslide

Organisatievormen en -structuren
Binnen iedere organisatie bestaan verschillende functies. Bij deze functies horen diverse taken die verschillende werknemers uitvoeren. Niet elke werknemer heeft dezelfde bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Zo heeft een logistiek supervisor meer verantwoordelijkheden dan een logistiek teamleider. Bij de functie hoort ook de controlefunctie (van werk en/of werknemers) Wie welke verantwoordelijkheid heeft en wie waar staat in de organisatie, kun je terugvinden in de organisatiestructuur. Deze wordt vaak schematisch weergegeven met een organigram/organogram.

Slide 4 - Tekstslide

Organogram


Een organigram of organogram is een schematische voorstelling van de organisatie. Wat erin is getekend, is een versimpelde vorm van wat er in de praktijk gebeurt. Het belangrijkste wat je in een organogram kunt lezen zijn de gezagsverhoudingen. Zo zie je in het organogram welke functie boven een andere functie staat. 
Elke functie heeft taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en een controlefunctie.

Slide 5 - Tekstslide

Organogram




  • schematische voorstelling organisatiestructuur
  • indeling taken en functies
  • verantwoordelijkheden/verantwoording/controle
  • gezagsverhoudingen

Slide 6 - Tekstslide

Organisatie
Belangrijke begrippen:
Wat is een organisatie?
Beleid (N4)
Formele en informele organisatie (N4)
Missie en Visie (wat zijn de verschillen) (N4)
Organisatiestructuren:
  • lijnorganisatie
  • lijn-staforganisatie
  • matrixorganisatie
  • Linking-pin-structuur

Slide 7 - Tekstslide

Organogram: tekenen
  • Een rechthoek: geeft een functie of 
een afdeling binnen de organisatie weer

  • Een verticale lijn: is een gezagsrelatie 
tussen een hogere en een lagere functie 
in de organisatie

  • Een horizontale lijn tussen functies 
of afdelingen: geeft een niet-hiërarchische relatie aan:
F-P-G-M indeling !!

Slide 8 - Tekstslide

Wat nu te doen?
  • 1e deel zelfstandig werken:

N4: t/m blz. 14 en maken opdrachten 1 t/m 6.
N3: lezen lesstof t/m blz. 16 en maken opdrachten 1 t/m 7.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Lijnorganisatie
Duidelijk
Overzichtelijk

Slide 11 - Tekstslide

Lijnorganisatie

Slide 12 - Tekstslide

Lijn-staforganisatie

Staffuncties: 
specialisme, werkt voor gehele organisatie of deel.
Staan niet in de lijn


Wat zijn de voor- en nadelen bij een lijn-staforganisatie?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Matrix/project organisatie
Medewerkers kunnen in 
meerdere projectgroepen 
en hebben daardoor verschillende 
leidinggevenden: 
afdelingshoofd en projectmanager.

Slide 15 - Tekstslide

Linking pin-structuur
In een organisatie met een linking pin- structuur bestaat de hiërarchie uit elkaar overlappende managementteams. Sommige medewerkers zijn lid van twee of meerdere overleggroepen. 
Leider lagere overleggroep is deelnemer hogere overleggroep.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat nu te doen?
  • 2e deel zelfstandig werken:

  • N4: t/m blz. 24 tot aan 1.3 en opdrachten t/m 11
N3: geheel H1 en opdrachten t/m 14.

Slide 18 - Tekstslide

Week 36
BBL Vakleer TL/ Superv. / Spec.
Mart Hovens
Docent Economie

Retail & Sales en
Transport & Logistiek

Slide 19 - Tekstslide

1.3 Managementniveaus N4
Bedrijfsdoelen bepalen aan de hand van strategie en beleid welke uitgevoerd
worden op drie (3)
managementniveau's:

Slide 20 - Tekstslide

1.3 Managementniveaus N4

Slide 21 - Tekstslide

1.3 Omspanningsvermogen N4

= aantal mensen aan wie je doelmatig leiding kunt geven. 
Van meerdere factoren afhankelijk.... zoals....
Zowel direct als het aantal niveaus:



Slide 22 - Tekstslide

1.4 Organisatiecultuur N4

= geheel van opvattingen, gewoontes en gedragingen. 
Bepaald door omgeving, branche, geschiedenis, evt. fusies.
Bestaat uit: Waarden - Normen - Rituelen - Uitingen.
Organisatiecultuur : soorten                                    Gedragsnormen:
  • machtscultuur                                                          -ongeschreven regels en afspr.
  • rollencultuur                                                               -gedrag t.o.v. elkaar/klanten/                                                                                                     relaties                                         
  • taakcultuur
  • personencultuur





Slide 23 - Tekstslide

1.4 Organisatiecultuur N4

= geheel van opvattingen, gewoontes en gedragingen.
Bestaat uit: Waarden - Normen - Rituelen - Uitingen.

Diversiteit: 
  • mix van verschillen tussen mensen
  • iedereen inspraak in hoe je met elkaar omgaat
  • iedereen een gelijk speelveld
  • bespreekbaar maken van last van gedragsnormen






Slide 24 - Tekstslide

Wat nu te doen?

  • N4: geheel H1 De organisatie:
afronden inclusief de opdrachten

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide