Unit 2.3 + 2.4

Unit 2
Unit 2.3 + 2.4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 2
Unit 2.3 + 2.4

Slide 1 - Tekstslide

Seating Plan

Slide 2 - Tekstslide

Onze Regels...
  • Respect voor elkaar.
  • Jas buiten.
  • Geen mobiele telefoons.
  • Steek uw hand op als u een vraag heeft.
  • Tijdens de les de klas niet verlaten.

Slide 3 - Tekstslide

Lesson Goals:
1. I can use unit 2 words to describe myclothes.

2. I can ask questions using: 'am', 'is', 'are' (verb 2 be).

3. I can answer questions.


Lesson Plan
Quiz
+
Weektaak: Unit 2.3 + Unit 2.4
+
Exit ticket

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Adjectives
EN
NL
circle
square
line
triangle
rectangle

Slide 6 - Tekstslide

Shapes
EN
NL
circle
cirkel
square
vierkant
line
lijn
triangle
driehoek
rectangle
rechthoek

Slide 7 - Tekstslide

Adjectives = bijvoeglijk naamwoord
EN
NL
long
big
short
old
new
boring
cool

Slide 8 - Tekstslide

Adjectives = bijvoeglijk naamwoord
EN
NL
long
lang
big
groot
short
kort
old
oud
new
nieuwe
boring
saai
cool
cool

Slide 9 - Tekstslide

Unit 2: Grammar
Unit 2.3 - Verb to be (am / is / are)

Unit 2.4: Asking and answering questions

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Verb 'to be' (zijn)
Affirmative (+) = positief = iets dat waar is

Negative (-) = negatief = iets dat niet waar is

Question (?) = een vraag over iets of iemand



Slide 12 - Tekstslide

Verb to be (Werkwoord 'zijn')
Engels = Verb to Be 
Nederlands = Zijn
Positive

Engels
Nederlands
Am
ben
is
is
are
zijn

Slide 13 - Tekstslide

Verb to be (Werkwoord 'zijn'): Affirmative
Long
Short
I
am
I'm
He / she / it
is
He's
She's
it's
We / they / you
are
We're
they're
you're

Slide 14 - Tekstslide

Verb to be (Werkwoord 'zijn'): Negatief
To be
Long
Short
I
am
not
I'm not
He / she / it
is
not
he isn't
she isn't
it isn't
We / they / you
are
not
We aren't
You aren't
They aren't

Slide 15 - Tekstslide

Verb to be (Werkwoord 'zijn'): Vraag zin
Am
I
short?
Is
she
he
it
=shit
a clever cat?
over there?
the right size?
Are
we
they 
you
cool?
boring?
sure?

Slide 16 - Tekstslide

Weektaak: Unit 2.3
        Listen:


Task Individual
: 1 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 


Finished: Unit 2.4


Unit 2.3 - task 7 audio

Slide 17 - Tekstslide

Unit 2.4: Asking questions
         Task: 1 + 2 + 3


          Task: 4


Finished? Unit 2 work book
Unit 2.4 - What's your name?

Slide 18 - Tekstslide

Exit Ticket
1. I can use unit 2 words to describe your clothes.

2. I can ask my partner questions using the verb to be.

3. I can answer questions using the verb to be.

CHALLENGE: I can recall shapes in English.


Slide 19 - Tekstslide

Write 1 sentence. Describe your clothes.

Slide 20 - Open vraag

Write 1 question sentence.

Slide 21 - Open vraag


A
circle
B
line
C
square
D
triangle

Slide 22 - Quizvraag


A
circle
B
rectangle
C
triangle
D
square

Slide 23 - Quizvraag


A
circle
B
rectangle
C
triangle
D
square

Slide 24 - Quizvraag


A
circle
B
rectangle
C
triangle
D
square

Slide 25 - Quizvraag