32) De kreukelzone verkleint de botskracht door de stopafstand te vergroten, en zo de arbeid die geleverd moet worden voor het afremmen te verspreiden.
33) Bijvoorbeeld:
- De kreukelzone vergroot de stopafstand.
- Gordel zorgt dat je niet tegen de voorruit knalt.
- Airbag zorgt dat je niet tegen de voorruit knalt.
- Hoofdsteun zorgt dat je nek niet naar knakt.
Slide 6 - Tekstslide
Antwoord a
Deel 1: s = vgem x t s = v x t = 1,5 × 5 = 7,5 m
Deel 2: s = vgem x t s = (1/2 x 5) x 1 = 2,5 m
De totale stopafstand is dus 7,5 + 2,5 = 10 m
deel 1
deel 2
Slide 7 - Tekstslide
Antwoord b en c
Deel 1: s = vgem x t s = v x t = 0,8 × 5 = 4,0 m
Deel 2: s = vgem x t s = 1/2 x 5 x 1 = 2,5 m
De totale stopafstand is dus 4,0 + 2,5 = 6,5 m
Ze stopt 10 - 6,5 = 3,5 m voor de stopstreep.
deel 1
deel 2
Slide 8 - Tekstslide
Antwoord d
Lorinc heeft, net als Hilde, een stopafstand van 10 m
Antwoord e
Hij heeft een beginsnelheid van 25 / 3,6 = 6,95 m/s
Hij begint gelijk met remmen, dus zijn (v,t)-diagram daalt vanaf het begin.
Zijn gemiddelde snelheid is dus de helft van 6,95 m/s = 3,475 m/s
s = v x t
t = s / v = 10 / 3,475 = 2,88 s
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Kracht kan zorgen dat iets een snelheid krijgt.
Slide 11 - Tekstslide
Kracht kan zorgen dat iets een snelheid verliest.
Slide 12 - Tekstslide
Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Bewegingsenergie
Slide 13 - Tekstslide
Arbeid
Het uitoefenen van kracht over
een bepaalde afstand kost energie.
Deze energie noemen we arbeid.
De eenheid van arbeid is Joule (J).
W=F⋅s
F⋅sW
Slide 14 - Tekstslide
Arbeid en Stoot
Je oefent een kracht over een afstand uit. Dit resulteert in arbeid.
Je oefent een kracht gedurende een tijd uit. Dit resulteert in stoot.
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld arbeid:
Harold duwt 100m lang een boodschappenkar met een kracht van 6 N.
Hoeveel arbeid heeft Harold verricht?
Voorbeeld stoot:
Harold duwt 0,4 seconde lang een boodschappen-kar met een kracht van 80N
Hoeveel stoot heeft Harold de kar gegeven?
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld arbeid:
Harold duwt 100m lang een boodschappenkar met een kracht van 6 N.
Hoeveel arbeid heeft Harold verricht?
Voorbeeld stoot:
Harold duwt 2 minuten lang een boodschappen-kar met een kracht van 6N
Hoeveel stoot heeft Harold de kar gegeven?
s = 100 m
F = 6 N
W = ?
W = F x s
W = 100 x 6
W = 600 N
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld arbeid:
Harold duwt 100m lang een boodschappenkar met een kracht van 6 N.
Hoeveel arbeid heeft Harold verricht?
Voorbeeld stoot:
Harold duwt 0,4 seconde lang een boodschappen-kar met een kracht van 80N
Hoeveel stoot heeft Harold de kar gegeven?
t = 0,4 s
F =80 N
stoot = ?
stoot = F x t
stoot = 80 x 0,4
stoot = 24 Ns
Slide 18 - Tekstslide
Arbeid en Stoot
Je oefent een kracht over een afstand uit. Dit resulteert in arbeid (in Joule, J).
Je oefent een kracht gedurende een tijd uit. Dit resulteert in stoot (in newtonseconde, Ns).
W=F⋅s
stoot=F⋅t
F⋅sW
F⋅tstoot
Slide 19 - Tekstslide
Planning
Datum
ma 18 nov
Start 4.4
wo 20 nov
Afmaken 4.4
ma 25 nov
Tekenen van Grafieken
wo 27 nov
PO deel 1 (tweetallen)
ma 2 dec
PO deel 2 (individueel)
Slide 20 - Tekstslide
Werk aan:
Maak 48
Maak 42, 44, 46
timer
15:00
Je oefent een kracht over een afstand uit.
Dit resulteert in arbeid (in Joule, J).
Je oefent een kracht gedurende een tijd uit.
Dit resulteert in stoot (in newtonseconde, Ns).
W=F⋅s
F⋅sW
stoot=F⋅t
F⋅tstoot
Slide 21 - Tekstslide
Antwoord 42
a) Een kracht uitoefenen over een afstand resulteert in arbeid.
b) Een kracht uitoefenen gedurende een tijd resulteert in een stoot