Engels house vocabulary

English house vocabulary
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English house vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vertaal je: ze zingt mooi naar het Engels?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Pick the right answer
He sings _________
A
Beautiful
B
Beautifuling
C
Beautifully
D
Beautifuled

Slide 4 - Quizvraag

Pick the right answers
It's raining ________
A
heavy
B
heavyly
C
heavily
D
heaven

Slide 5 - Quizvraag

Write the right adverb of manner
Careful --> ?

Slide 6 - Open vraag

Pick the right answer
He runs ________
A
fastly
B
fast
C
fastily
D
fasted

Slide 7 - Quizvraag

House

Slide 8 - Woordweb

Outside the house

Slide 9 - Tekstslide

Kitchen
Bathroom
Garage
Hall
Living room
Bedroom
Attic

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe heet de woonkamer in het Engels?

Slide 11 - Open vraag

Hoe heet de zolder in het Engels?

Slide 12 - Open vraag

Hoe noem je de schoorsteen in het Engels?
A
Garden
B
Roof
C
Brick
D
Chimney

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je het dak van een huis in het Engels?
A
Chimney
B
Window
C
Roof
D
Door

Slide 14 - Quizvraag

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll