A1 - A2 - Voegwoorden en/want/maar/dus/of/omdat/als

Zinnen maken - de hoofdzin (1)
1.  Wie of wat + (eerste) werkwoord + rest             +     (2e) werkwoord
      Jan              +        loopt                       + naar school         
      Jan              +        gaat                         + morgen     +       werken

             
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinnen maken - de hoofdzin (1)
1.  Wie of wat + (eerste) werkwoord + rest             +     (2e) werkwoord
      Jan              +        loopt                       + naar school         
      Jan              +        gaat                         + morgen     +       werken

             

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REST
= tijd
= wie of wat (na tijd en voor plaats)
= plaats 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Zinnen maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik..............(gebruiken) ............

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ..........(werken) .........

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik .........(maken)........

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'EN'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat +ww + rest
Koen + drinkt + thee


             
Marieke drinkt koffie en Koen drinkt thee.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'of'
1. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
     Marieke + fietst + naar haar werk
2. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Ze + gaat + met de bus
           
Marieke fietst naar haar werk of ze gaat met de bus.

Slide 9 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'want'
1. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
Marieke + drinkt + koffie
2. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
De thee + is  +op
        

           
Marieke drinkt koffie, want de thee is op.

Slide 10 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'maar'
1. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Marieke + wil + graag + koffiedrinken
2. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
De koffie + is + koud     
           
Marieke wil graag koffiedrinken, maar de koffie is koud.

Slide 11 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'dus'
1. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Marieke + is + ziek
2. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Ze + werkt + vandaag + niet 
           
Marieke is ziek, dus ze werkt vandaag niet. 

Slide 12 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
Ik wil graag verhuizen ....... ik wil een huis met een tuin.
Ik sta in de file ...... ik kom te laat op mijn werk.
Ga je op de fiets ..... ga je liever met de bus?
Mijn opa is 83 ......................... mijn oma is 81 jaar.
Ik wil graag uitslapen ................ de buurman maakt veel lawaai!
want
dus
of
en
maar

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'OMDAT'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat + rest + ww
Ze + dat +  lekker + vindt


             
Marieke drinkt koffie, omdat ze dat lekker vindt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'ALS'
1. Wie of wat + werkwoord + rest = tijd en/of plaats
Marieke + drinkt + koffie
2. Wie of wat + rest = tijd en/of plaats + ww
De thee  + op + is 
        

           
Marieke drinkt koffie als de thee op is. 

Slide 15 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
3. Zinnen maken

Vul het juiste woord in.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga fietsen ...... ik niet van wandelen hou.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maak mijn huiswerk vanavond ...... ik klaar ben met werken!

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De cursisten werken hard ....... ze eerder naar huis mogen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent geeft een opdracht ....... de uitleg klaar is.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

HERHALING: zinnen met voegwoorden
1. Ik ga naar de les, maar ik ben ziek.
2. Ik ga naar de les, want ik wil goed Nederlands leren.
3. Ik ga naar de les of ik ga naar mijn werk.
4. Ik ga naar de les dus ik pak mijn boek.
5. Ik ga naar de les en ik werk hard.
6. Ik ga naar de les, omdat ik Nederlands wil leren.
7. Ik ga naar de les als ik een contract heb.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omdat en als
Ik ga naar huis, omdat....

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omdat en als
Ik leer Nederlands, omdat....

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omdat en als
Hij gaat naar het werk als ......

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. ZOEK het juiste vervolg.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Zinnen maken
Maak de zinnen af.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Vervang want door omdat.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. VAKTAAL
Maak de zinnen af.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak hier een knip in, want ...

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij deze hoek moet je een afschuining maken, omdat ... .

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat ... , moet je een afschuining bij deze hoek maken.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zorg ervoor dat je een maatvoering toevoegt en ...

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit moet je even opschalen of ...

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat moet je even uitlijnen als ...

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ... , dan moet je dat uitlijnen.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De schaalverdeling is niet perfect, want ...

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een nieuwe schets als ...

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat ... , moet je een nieuwe schets maken.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies