1HAD H3 - par 3.4 (1)

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welk cijfer geeft gematigde breedte aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Welk cijfer geeft hoge breedte aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Welk cijfer geeft lage breedte aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Welke cijfer geven het Noordelijk halfrond aan?
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
2 & 4

Slide 6 - Quizvraag

Welke cijfer geven het westelijk halfrond aan?
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
2 & 4

Slide 7 - Quizvraag

Per 1000 meter omhoog wordt het ....... graden kouder
A
4 graden Celsius
B
5 graden Celsius
C
6 graden Celsius
D
7 graden Celsius

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat O.L. voor?
A
Oostelijk halfrond
B
Westelijk halfrond
C
Oosterlengte
D
Westerlengte

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het kenmerk van het hooggebergte klimaat?
A
Niet warmer dan 10 graden Celsius
B
Het regent er meer dan 1600 mm per jaar
C
Er is een droog en nat seizoen
D
Het vriest er altijd

Slide 10 - Quizvraag

Op het Noordelijk halfrond is het zomer. Welk seizoen is het op het zuidelijk halfrond?
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 11 - Quizvraag

De zonnestraal die op de noord- of zuidpool komt heeft een ….. weg afgelegd door de dampkring, dan de zonnestraal die naar de evenaar gaat.
A
Langer
B
Korter
C
Even lang

Slide 12 - Quizvraag

Hoe hoger de breedteligging, hoe ...... het oppervlakte dat de zonnestraal verwarmt.
A
Groter
B
Kleiner

Slide 13 - Quizvraag

Hoe hoger de breedteligging, hoe ...... het oppervlakte dat de zonnestraal verwarmt.
A
Groter
B
Kleiner

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen landklimaat en zeeklimaat?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verschil tussen het tropisch regenwoudklimaat en het woestijnklimaat?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het klimaat?
A
Gemiddelde weer over 30 jaar
B
Gemiddelde weer over 25 jaar
C
Gemiddelde weer op één bepaalde plek
D
Gemiddelde weer in een land

Slide 17 - Quizvraag

In de maand januari staat de ...... naar de zon toegekeerd.
A
Noordpool
B
Zuidpool

Slide 18 - Quizvraag

De aarde draait iedere dag om zijn eigen as. Dit zorgt voor ........
A
De seizoenen
B
Dag en nacht
C
Maanden
D
Het jaar

Slide 19 - Quizvraag

De aarde draait ieder jaar om de zon heen. Dit zorgt voor de .......
A
De seizoenen
B
Dag en nacht
C
Maanden
D
Het jaar

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de route van de korte waterkringloop?
A
Zee - wolk - zee
B
Zee - wolk - land - rivier - zee
C
Zee - wolk - land - zee
D
Zee - land - grondwater - rivier

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de route van de lange waterkringloop?
A
Zee - wolk - zee
B
Zee - wolk - land - rivier - zee
C
Zee - wolk - land - zee
D
Zee - land - grondwater - rivier

Slide 31 - Quizvraag

Wat is condensatie?

Slide 32 - Open vraag

Wat is verdamping?

Slide 33 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van neerslag?

Slide 34 - Woordweb

Wat is de goede volgorde?
A
Condensatie - neerslag - verdamping
B
Condensatie - verdamping - neerslag
C
Verdamping - neerslag - condensatie
D
Verdamping - condensatie - neerslag

Slide 35 - Quizvraag