Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Verhouding sommen
Truus wint de 100 meter met een tijd van 12 seconden, hoeveel kilometer per uur loopt Truus ongeveer?
A
3
B
4
C
5
D
6
1 / 38
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Retail
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
130 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Truus wint de 100 meter met een tijd van 12 seconden, hoeveel kilometer per uur loopt Truus ongeveer?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 1 - Quizvraag
Verhoudingen
Slide 2 - Tekstslide
Als de verhouding van appels tot sinaasappels 4:5 is, hoeveel delen zijn er in totaal?
A
7
B
9
C
10
D
8
Slide 3 - Quizvraag
Als de verhouding tussen twee getallen 3:4 is, wat is het tweede getal als het eerste getal 15 is?
A
18
B
10
C
20
D
12
Slide 4 - Quizvraag
Hoe wordt een verhouding som weergegeven?
A
a-b
B
a*b
C
a+b
D
a/b
Slide 5 - Quizvraag
Een recept vraagt om 250 ml melk, hoeveel is dit in deciliter?
A
35 deciliter
B
25 deciliter
C
30 deciliter
D
20 deciliter
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de verhouding van 3:5?
A
4 op 7
B
5 op 3
C
1 op 2
D
3 op 5
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de verhouding van 4:7 in de vorm van breuken?
A
4/7
B
2/5
C
3/8
D
5/3
Slide 8 - Quizvraag
Als de verhouding van x tot 20 gelijk is aan 3:4, wat is de waarde van x?
A
10
B
15
C
18
D
12
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de som van 3 en 5?
A
12
B
10
C
6
D
8
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het resultaat van 6 gedeeld door 2?
A
2
B
4
C
5
D
3
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de som van 10 en 15?
A
35
B
20
C
30
D
25
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een verhouding som?
A
Een verhouding van twee getallen.
B
Een verhouding som is een breuk.
C
Een som van verhoudingen.
D
Een verhouding som vergelijkt twee getallen met elkaar.
Slide 13 - Quizvraag
Het gewicht van een smartphone is ongeveer 200 .....
A
mg
B
g
C
kg
D
ton
Slide 14 - Quizvraag
Hoe wordt een verhouding som genoteerd?
A
Als a:b+c, waar a en b getallen zijn.
B
Als a:b-c, waar a en b getallen zijn.
C
Als a*b/c, waar a, b en c getallen zijn.
D
Als a+b/c, waar a en b getallen zijn.
Slide 15 - Quizvraag
10 ton in gewicht (kg) is:
A
1000 kg
B
100000 kg
C
100 kg
D
10000 kg
Slide 16 - Quizvraag
Hoe worden verhouding sommen gebruikt in verhoudingstabellen?
A
Om getallen op te tellen.
B
Om getallen te delen.
C
Om relaties tussen getallen duidelijk te maken.
D
Om getallen te vermenigvuldigen.
Slide 17 - Quizvraag
Hoe laat is het op deze klok?
A
10:25
B
09:25
C
05:47
D
06:47
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent 'som van de tekst'?
A
De optelling van alle getallen in een tekst.
B
Het aantal woorden in een tekst.
C
Het verschil tussen de eerste en de laatste getallen in een tekst.
D
Het gemiddelde van de getallen in een tekst.
Slide 19 - Quizvraag
Bij welke digitale tijd is het 8 uur 's avonds?
A
8:00 uur
B
18:00 uur
C
20:00 uur
D
24:00 uur
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent een verhouding van 1:2?
A
Voor elke eenheid is er twee keer zoveel.
B
Voor elke twee eenheden is er drie keer zoveel.
C
Voor elke eenheid is er evenveel.
D
Voor elke eenheid is er de helft.
Slide 21 - Quizvraag
Welk gewicht aan rozijnen is nodig voor 10 appeltaarten?
A
6 kg
B
0,6 kg
C
6000 mg
D
6000 g
Slide 22 - Quizvraag
Het gewicht van een tablet paracetamol is 0,5 gram.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Het gemiddelde gewicht van een kat =
A
4 kg
B
40 mg
C
40 kg
D
40 dg
Slide 24 - Quizvraag
In welk jaar was de toename van het gewicht van Esmee het grootst?
A
2013
B
2014
C
2016
D
2017
Slide 25 - Quizvraag
Welke gewichts-eenheid hoort bij dit voorwerp?
A
mg
B
g
C
kg
D
t
Slide 26 - Quizvraag
Het gewicht van een olifant is ongeveer:
A
4 ton
B
400 hg
C
400.000 kg
D
4.000 kg
Slide 27 - Quizvraag
Aisha heeft € 3,55 in haar portemonnee.
Zij koopt een broodje van 80 cent.
Hoeveel geld zit er nu nog in haar portemonnee?
A
B
C
D
Slide 28 - Quizvraag
Hoe bereken je het eerste deel in een verhouding van 2:5?
A
Vermenigvuldig het totale bedrag met 2.
B
Deel het totale bedrag door 7 en vermenigvuldig met 2.
Slide 29 - Quizvraag
Wat betekent een verhouding van 1:2?
A
Voor elke eenheid van het tweede zijn er twee eenheden van het eerste.
B
Voor elke eenheid van het eerste zijn er twee eenheden van het tweede.
Slide 30 - Quizvraag
Hoe bereken je de verhouding tussen 15 en 25?
A
Vermenigvuldig beide getallen met elkaar.
B
Deel beide getallen door hun grootste gemene deler.
Slide 31 - Quizvraag
Hoeveel km heeft Kate gelopen?
A
6500
B
6,5
C
1900
D
1,9
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel non-fictieboeken erkvocht De Boekenhoek in het 2e kwartaal?
A
1500
B
1600
C
1700
D
1800
Slide 33 - Quizvraag
Ongeveer hoeveel gasten in Nederlandse hotels in 2019 kwamen uit de Verenigde Staten?
A
1,9 miljoen
B
2,0 miljoen
C
1,2 miljoen
D
1,6 miljoen
Slide 34 - Quizvraag
Vul het juiste antwoord in
A
JA!
B
Eh JA!
C
JA
D
Ja Hoor!
Slide 35 - Quizvraag
8 : 4 + 3 * 6 =
A
15
B
20
C
25
D
30
Slide 36 - Quizvraag
(9 + 9 * 5) : 2 =
A
108
B
27
C
360
D
45
Slide 37 - Quizvraag
6 : 2 - 3 : 3 =
A
2
B
3
C
0
D
1
Slide 38 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Domein grootheden en eenheden
Oktober 2024
- Les met
27 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
3FH03: Allerlei maten (3.2, 3.4 & 3.5)
Januari 2021
- Les met
14 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 2
Domein grootheden en eenheden
April 2024
- Les met
34 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
2FH06: Allerlei maten ICT1
December 2019
- Les met
15 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein grootheden en eenheden
Januari 2024
- Les met
26 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein grootheden en eenheden
2 dagen geleden
- Les met
23 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
N2 H4+5: Allerlei maten KOK1
November 2019
- Les met
16 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein grootheden en eenheden
November 2023
- Les met
21 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1