Review of verb tenses

Verb Tenses
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verb Tenses

Slide 1 - Tekstslide

What are verb Tenses?
Verb tenses zijn werkwoord tijden zoals:
  • Tegenwoordige tijd
  • Verleden tijd 
  • Zeggen wat nu gebeurd

Vandaag kijken we naar de present simple, past simple, present continuous en past continuous.

Slide 2 - Tekstslide

What do you remember?

Slide 3 - Tekstslide

"You want to be a social worker"
What tense has this sentence?
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 4 - Quizvraag

Can you remember when you use the present simple?

Slide 5 - Open vraag

Present simple
We use the present simple when we talk about:

  • Habits /gewoontes: You can recognize a habit when a signalword like "always, never, sometimes, often etc." is used. Je herkent een gewoonte aan een signaalwoord dat een bepaalde regelmaat uitdrukt zoals älways, never......
      I always walk to school. I never drink coffee.
  • General speaking/algemene zin: no time indication. Geen tijdsaanduiding
       Emma cooks dinner.  Peter likes  to ski in Austria.
  • Facts/feiten: Things that are always true. Dingen die altijd waar zijn
       Snow is cold.  You have two hands.

Slide 6 - Tekstslide

What is the SHIT rule?

Slide 7 - Open vraag

SHIT rule
He/She/it get -S behind the verb
He plays football, She kisses him, It tries to escape.

Rest of the personal pronouns get infinitive/ rest van de persoonlijke voornaamwoorden krijgen hele werkwoord/stam:

I cook                              we cook                              I have                         we have
you cook                        you cook                            you have                   you have
he/she /it cooks         they cook                           he/she/it has          they have

Slide 8 - Tekstslide

"I wanted to be a pilot when I was young".
What tense has this sentence?
A
Present simple
B
Present continuous
C
Past simple
D
Past continuous

Slide 9 - Quizvraag

Are the verbs regular or irregular?
Zijn de werkwoorden regelmatig of onregelmatig?
Regular
Irregular
Baked
left
flew
put
studied
played

Slide 10 - Sleepvraag

Past tense
Regular: + ED
walk -> walked
Try -> tried
play -> played

Irregular: own form!
Remember the list???

Slide 11 - Tekstslide

When do we use the past tense?

Slide 12 - Open vraag

When?
When something happened in the past and is now finnished.
Always a time indication!
Als iets in het verleden gebeurd is en nu helemaal klaar is.
Altijd een tijdsaanduiding.

Slide 13 - Tekstslide

"I am following the lesson right now."
What tense has this sentence?
A
Present simple
B
Past simple
C
Present Continuous
D
Past continuous

Slide 14 - Quizvraag

When do we use the -ING form?

Slide 15 - Open vraag

The -ING form
We use the -ING form when we want to say what is happening right now or real soon. We gebruiken de -ING vorm als we zeggen wat nu gebeurd of binnekort.

am/are/is + verb + ing
I am teaching
you are learning

Slide 16 - Tekstslide

What is Harry doing
right now?

Slide 17 - Open vraag

"He was listening to the radio this morning"
What tense has this sentence?
A
Present simple
B
Present continuous
C
Past simple
D
Past continuous

Slide 18 - Quizvraag

Remember how we made the present continuous? How do you think the past continuous is made?

Slide 19 - Open vraag

Past Continuous
We use the past continuous when someone was in the middle of an action at a certain moment in the past. We gebruiken de past continuous als iemand bezig was met een bepaalde actie op een bepaald moment in het verleden.

Sue was swimming this morning.
They were swimming this morning.

Was/were +  verb + ing

Slide 20 - Tekstslide

What were the
knights doing?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

State verbs
Sommige werkwoorden beschrijven een "staat" en niet een actie. Deze hebben geen 
-ing form!!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide