Modalverben h2a week 3

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat zijn ook alweer Modalverben

Wat zijn ook alweer Modalverben

Wat is een modaal werkwoord?

Een modaal werkwoord  (Modalverb)

• staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
•  verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Die Frau kann arbeiten	de vrouw kan werken
Die Frau darf arbeiten	de vrouw mag werken
Die Frau muss arbeiten	de vrouw moet werken
Die Frau soll arbeiten	de vrouw moet werken (van een ander)
Die Frau will arbeiten	de vrouw wil werken
Die Frau mag arbeiten	de vrouw vindt het leuk om te werken

Modalverben

betekenissen

Welke werkwoorden zijn Modalverben?

1. machen, wohnen, lernen
2. trainieren, fotografieren telefonieren
3. müssen, können, wissen
4. gehen, stehen, geben

Wat zijn de twee kenmerken van Modalverben?

1. de klinker in de stam verandert bij enkelvoud ...
2. de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
3. alleen du heeft een uitgang (-st)
4. meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

De klinker verandert bij modalverben tussen:

1. ich en er/sie/es/man - vorm
2. du en ihr - vorm
3. enkelvoud en meervoud
4. ze veranderen niet

____________ ihr die Modalverben bilden?

1. Könnt
2. Könnte
3. Konntet
4. Könntet

...................... du die Modalverben bilden?

1. Kannst
2. Könnst
3. Könn
4. Kann

Modalverben

Übersetzung

Wir möchten den Salat.

Was sollen wir machen?

Wir wollen zahlen.

Wissen Sie es?

weten

zou graag willen

willen

moeten

Modalverben

Übersetzung

Dürfen wir hier parken?

Können Sie mir helfen?

Mögen Sie diese Musik?

Wir müssen gehen.

mogen

kunnen

houden van

moeten

(Modalverben): hij moet - weet - mag

1. er musst - weist - darf
2. er muss - weiß - darft
3. er muss - weiß - darf
4. er musse - weiß - darf

(Modalverben): hij kan - vindt leuk - wil graag

1. er kannt - magt_- möchtet
2. er konn - mog - mochte
3. er könnte - mögte - mochte
4. er kann - mag - möchte

(Modalverben): jij wil - kan - moet (van een ander)

1. du-wollst- könnst- musst
2. du willst - kannst - sollst
3. du-wollst- könnst- müsst
4. du-willst- könnst- sollst

Heb je het gevoel dat je de Modalverben begrijpt?

1. Begrijp en ken het wel, komt goed! (100%)
2. Ken de rijtjes nog niet, maar snap wat de bedoeling is! (75%)
3. Ik snap het nu nog niet zo, maar komt wel (50%)
4. Ik vind het nog erg moeilijk (25%)