Unit 5.4 adjectives and adverbs

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. vocabulary practice
2. adjectives & adverbs grammar
3. practice
4. homework

Slide 2 - Tekstslide

Use a ____ when painting the wall
A
hammer
B
paintbrush
C
sand
D
useful

Slide 3 - Quizvraag

The edges of this glass are very ___
A
DIY
B
rusty
C
sharp
D
saw

Slide 4 - Quizvraag

Use a ____ when hooking up screws into the wall
A
nail
B
power drill
C
saw
D
flat

Slide 5 - Quizvraag

Because of the water, the metal pipe is all ____.
A
rusty
B
useful
C
create
D
screwdriver

Slide 6 - Quizvraag

1 (maken)

2 (uitrusting)

3 (buigen)

4 (veiligheidsbril)

5 (gat

6 (tang)
pliers
(to) bend
(to) create
hole
safety goggles
equipment

Slide 7 - Sleepvraag

Adjectives and adverbs

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je al over een 'bijvoegelijk naamwoord'?

Slide 9 - Open vraag

Wat weet je al over een 'bijwoord'?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

3

Slide 12 - Video

00:46
Welk woord is de 'adjective'? (bijvoegelijk naawoord)

Slide 13 - Open vraag

00:54
Welk woord is de 'adjective'? (bijvoegelijk naamwoord)

Slide 14 - Open vraag

01:56
Welk woord is de 'adverb' (bijwoord)?

Slide 15 - Open vraag

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 16 - Tekstslide

Je kunt ook een adverb (bijwoord) aan een zin toevoegen. Een adverb zegt iets over het een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. 


He easily jumped over the fence.
He slowly walked away

Slide 17 - Tekstslide

who
does
what
where
when
My friend
yesterday.
drove
her car
in town

Slide 18 - Sleepvraag

Match the sentences with the correct adverb or adjective
She is a ... cook
Your flat looks ... today
The baby rubbed her eyes ...
Beautifully
great

tidy
tiredly
She sings ...

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 21 - Link

Homework
Unit 5.4 opdracht 5 t/m 8

Slide 22 - Tekstslide