H1 Woordenschat les 1

Woordenschat hoofdst. 1 blz. 21
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat hoofdst. 1 blz. 21

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?

  • Startopdracht H1
  • Theorie
  • Opdracht 1 klassikaal
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 4 - Tekstslide

woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem in een tekst als je een woord niet kent.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.
- dezelfde zin, zin ervoor, zin erna
- andere alinea

Slide 5 - Tekstslide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 6 - Tekstslide

Synoniemen

Slide 7 - Woordweb

Synoniem voor:
crimineel
A
onaardig
B
misdadiger
C
agressief
D
enthousiast

Slide 8 - Quizvraag

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 9 - Quizvraag

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 10 - Quizvraag

Synoniem voor:
afbeeldingen
A
computer
B
plaatje
C
tafel
D
bal

Slide 11 - Quizvraag

Synoniem voor:
schrijver
A
Auteur
B
Man
C
Boek
D
lezen

Slide 12 - Quizvraag

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 13 - Quizvraag

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 14 - Quizvraag

Synoniem voor:
zoenen?
A
Kussen
B
Verliefd
C
Liefde
D
Lippen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

begrijpen
A
aarzelen
B
gemakkelijk
C
snappen
D
taak

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

blessure
A
taak
B
gemakkelijk
C
verwonding
D
aarzelen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

eenvoudig
A
taak
B
gemakkelijk
C
tamelijk
D
aarzelen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

twijfelen
A
taak
B
nuttigen
C
peinzen
D
aarzelen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het synoniem van kwaad in de zin:
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.
_______

Slide 20 - Open vraag

Wat is het synoniem van noteren in de zin:
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.
________

Slide 21 - Open vraag

Wat is het synoniem van entree in de zin:
De entree is aan de voorkant, maar aan de achterkant is ook een ingang.
_________

Slide 22 - Open vraag

Wat is het synoniem van amper in de zin:
We hebben amper geluisterd, maar je kon Sjors dan ook nauwelijks verstaan.
_______

Slide 23 - Open vraag

Wat is het synoniem van afrekenen in de zin:
De vorige keer moest Koos afrekenen, wie gaat er vandaag betalen?
__________

Slide 24 - Open vraag

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdstuk 1 - woordenschat

Opdracht 1 - klassikaal
Vanaf opdracht 2 - zelfstandig werken

Slide 26 - Tekstslide