In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
4 Herhaling domein Wereld
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
4.1
Mondiale patronen: Welvaart en welzijn
Herhaling 4h H1 - 6 paragrafen samengevat in 3.
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoel
Ontwikkeling kunnen meten op drie manieren
Centrum - periferie verhouding begrijpen
Verschuiving in de internationale arbeidsverdeling kunnen verklaren
Slide 4 - Tekstslide
Hoe verwacht je dat migratiepatronen 'meestal' lopen?
Noord Zuid verdeling
Dit lijkt te gaan om de plek op de aarde waar iets ligt, maar is een manier om de wereld in te delen in 2 helften "meer ontwikkeld en welvarend" tegenover "minder ontwikkeld en minder welvarend".
Slide 5 - Tekstslide
Op basis van welk gegeven zijn de landen hier in 3 categorieën ingedeeld?
Wereldsysteem
De landen in de wereld worden in 3 groepen ingedeeld, niet alleen naar welvaart, maar ook om de rol die zij spelen in de wereldeconomie en de verhoudingen die zij hebben tot elkaar te benoemen.
Slide 6 - Tekstslide
Waar in het wereldsysteem bevindt dit land zich in 2015?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie
Slide 7 - Quizvraag
Waarmee kun je de ontwikkeling van een land meten?
Slide 8 - Woordweb
Meten van ontwikkeling:
BNP per inwoner
Samenstelling beroepsbevolking
VN-index/welzijnsindex/Human Development Index (HDI)
eventueel:
toegang tot basisbehoeften, bijv. drinkwater
Slide 9 - Tekstslide
BNP - Bruto Nationaal Product
BNP= alle inkomsten van een land (inwoners en bedrijven)
BBP= alle productie van een land (zonder buitenlandse inkomsten)
per hoofd/per inwoner
Waarom is dit belangrijk?
Door per inwoner te meten kun je grote en kleine landen eerlijk vergelijken. Het BNP van een land zegt wel iets over de grote van de economie en bijdrage aan de wereldeconomie, maar niet iets over de welvaart ter plekke, omdat je niet per inwoner kijkt.
Slide 10 - Tekstslide
Welke problemen kent het BNP per inwoner als meetinstrument voor hoe welvarend een land is?
Slide 11 - Open vraag
Problemen -> oplossingen
verschil in koopkracht -> koopkracht pariteit
informele sector ontbreekt -> nationale statistieken verbeteren
sociale ongelijkheid -> inkomensverschillen tussen klassen zichtbaar maken
regionale ongelijkheid -> inzoomen
Slide 12 - Tekstslide
Het meeste werk in de informele sector behoort tot
A
de primaire sector
B
de secundaire sector
C
de tertiaire sector
D
de quartaire sector
Slide 13 - Quizvraag
Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden
Slide 14 - Quizvraag
In welke situatie is er spraken van REGIONALE ongelijkheid?
A
De bevolkingsdichtheid is langs de kust hoger dan in het binnenland van Tunesië
B
De VN-ontwikkelingsindex is in Noordoost Brazilië 0,56 en in het zuidoosten 0,78
C
Het zuiden van het land is bergachtig, het noordwesten is vlak
D
In dit land verdient 10% van de bevolking ongeveer 50% van het nationaal inkomen
Slide 15 - Quizvraag
Verdeling beroepsbevolking
Wie hoort er bij de beroepsbevolking?
Iedereen die werkt (15-65 of ouder) en iedereen die wilt werken (ingeschreven is als werkzoekend)
Slide 16 - Tekstslide
Daisy (44 jaar oud) was voorheen fulltime kapster. Nu knipt zij nog op dinsdag en donderdagmiddag. De andere dagen zorgt zij voor haar 3 kinderen.
A
Daisy hoort niet bij de beroepsbevolking
B
Daisy hoort wel bij de beroepsbevolking
Slide 17 - Quizvraag
Zoom in op de tabel onder het oog door er op te klikken.
Wat betekent het getal 18% bij de verdeling van de beroepsbevolking in Tunesië?
A
Dat 18% van de bevolking in de landbouw werkt.
B
Dat de primaire sector 18% is.
C
Dat 18% van de beroepsbevolking werkzaam is in de landbouw.
D
Dat 82% van de bevolking werkzaam is in de tertiaire sector.
Slide 18 - Quizvraag
VN-welzijnsindex (HDI)
koopkracht, levensverwachting en analfabestisme
Slide 19 - Tekstslide
Waar is de VN-welzijnsindex NIET op gebaseerd?
A
alfabetiseringsgraad
B
levensverwachting
C
verdeling beroepsbevolking
D
inkomen
Slide 20 - Quizvraag
Internationale arbeidsverdeling
Arm land: grondstoffen
rijk land: hoogwaardige producten
Vanaf 1960 verschuiving: productie naar arme landen
Gevolg: ontstaan semiperiferie
Slide 21 - Tekstslide
Interne oorzaken
Wat zijn interne oorzaken dat een land meer of minder welvarend is?
Menselijke oorzaken
Politiek systeem
Bevolkingsgroei en leeftijds opbouw
Mate van ongelijkheid
Natuurlijke oorzaken
Ligging
Ontwikkelings kansen
Slide 22 - Tekstslide
Verdeling wereldwijde welvaart - vicieuze cirkel?
Interne oorzaken
Slide 23 - Tekstslide
Verdeling welvaart verklaard:
Externe oorzaken
Bedenk een voorbeeld bij de blauwe, rode en groene pijl. Wat gaat daar heen en weer?
Slide 24 - Tekstslide
Externe oorzaken
Bij externe oorzaken wordt de reden voor de lage welvaart gezocht in het soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen.