In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Burgers en stoommachines
De opkomst van de machines
De industriele samenleving in Nederland
Slide 1 - Tekstslide
Planning les 1
Quiz Industriële samenleving in Nederland
Zelfstandig werken -
Examentrainingmaken en nakijken
Slide 2 - Tekstslide
Burgers en stoommachines
De opkomst van de machines
Burgers en stoommachines
Quiz
Slide 3 - Tekstslide
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Agrarische revolutie
Slide 4 - Quizvraag
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 5 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding ->
Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
huisnijverheid
C
beleggers
D
dienstensector
Slide 6 - Quizvraag
In welke beroepen begon de Industriële revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 7 - Quizvraag
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 8 - Quizvraag
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 9 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760, sneller WEVEN?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 10 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760, sneller SPINNEN?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 11 - Quizvraag
Noem één voorbeeld waaruit blijkt dat de werkomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 12 - Open vraag
Noem één voorbeeld waaruit blijkt dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 13 - Open vraag
Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.
D
De directie wilde laten zien dat de werknemers het erg gezellig hadden.
Slide 14 - Quizvraag
Waar leefden de meeste mensen vóór de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 15 - Quizvraag
De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies
Slide 16 - Quizvraag
Urbanisatie wordt veroorzaakt door industrialisatie.
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quizvraag
Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof noemen we:
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen
Slide 18 - Quizvraag
Politieke stroming die (keuze) vrijheid van mensen belangrijk vindt.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen
Slide 19 - Quizvraag
Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
anticonceptie
D
toeslag voor ouders met kinderen.
Slide 20 - Quizvraag
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 21 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je arbeiders in een textielfabriek (1878). In welke regio in Nederland vond je eind 19e eeuw veel textiel- industrie?
A
Zuid- Limburg (vooral rondom Maastricht)
B
Twente
C
de Randstad
D
Nabij Rotterdam
Slide 22 - Quizvraag
Verenigd koninkrijk der Nederlanden bestond in 1815 uit?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland en België
Slide 23 - Quizvraag
is dit een kaart van voor of na 1830
A
voor
B
na
Slide 24 - Quizvraag
leg uit waarom de kaart van na 1830 is
Slide 25 - Open vraag
noem de reden dat Koning Willem I de textielindustrie in Twente als eerste opstartte
A
daar was genoeg ruimte voor nieuwe fabrieken
B
er was daar al huisnijverheid
C
Belgische en Engelse textielarbeiders gingen daarnaartoe
D
arbeidskosten lagen in Twente lager dan elders in het land
Slide 26 - Quizvraag
Verklaar op welke manier Koning Willem I de industrie in Nederland sterker probeerde te maken en die van België zwakker
A
met het Hollandse leger optrekken naar België
B
Belgische industrie saboteren
C
Belgische fabrikanten naar Nederland halen
D
Belgische fabrikanten meer uitbetalen in Nederland
Slide 27 - Quizvraag
Wat hoort niet bij infrastructuur?
A
schepen
B
kanalen
C
spoorlijn
D
wegen
Slide 28 - Quizvraag
wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw
Slide 29 - Quizvraag
wat is de juiste volgorde?
A
1)vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht 2)mannen en vrouwen kregen algemeen kiesrecht
B
vrouwen en mannen kregen algemeen kiesrecht 2 ) vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht