Lezen leestoets 2 2kgt

Lezen leestoets 2 2kgt deel 1
Hoofdzaken en bijzaken
meningen en feiten
argumenten en overtuigende teksten beoordelen
Hoe lees je moeilijke teksten


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen leestoets 2 2kgt deel 1
Hoofdzaken en bijzaken
meningen en feiten
argumenten en overtuigende teksten beoordelen
Hoe lees je moeilijke teksten


Slide 1 - Tekstslide

3

Slide 2 - Video

Wat zijn hoofdzaken en bijzaken?
A
hoofdzaken: belangrijkste informatie bijzaken: minder belangrijke dingen
B
hoofdzaken: minder belangrijke dingen bijzaken: belangrijkste informatie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is belangrijker in een tekst: hoofdzaken of bijzaken?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 4 - Quizvraag

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.
Bijzaken kunnen zijn:
A
argumenten
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg/voorbeelden

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdzaken of bijzaken?
Beerdiertjes kunnen in zeewater, brak water en zoet water leven, maar het liefste kruipen ze in een stukje mos. De beerdiertjes die op het land leven worden iets groter dan hun familie in zee; zo’n één millimeter groot. De beerdiertjes in zee zijn ongeveer 0,5 millimeter en hebben in plaats van kleine klauwtjes ook weleens andere aanhangsels aan hun pootjes. 

Slide 6 - Tekstslide

Bestaat de tekst uit hoofdzaken of bijzaken?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Wat is het verschil tussen argument, mening en feit?

Slide 9 - Open vraag

Je zou je nieuwe schoenen aan moeten doen. Die staan je heel leuk.
Mening of feit? Leg uit!

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Bestond de tekst hiervoor vooral uit feiten of uit meningen?
A
Feiten
B
Meningen

Slide 12 - Quizvraag

Een sterk argument is een argument dat door een onderzoek wordt onderbouwd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een mening ondersteun je met een argument.

Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 14 - Quizvraag

De kerstvakantie zou een week langer moeten zijn.
A
mening
B
argument
C
reden
D
feit

Slide 15 - Quizvraag

Omdat veel mensen dan graag naar de zon willen en twee weken is daarvoor te kort.
A
Feit
B
Argument
C
mening
D
hoofdzaak

Slide 16 - Quizvraag

Ik vind school alleen tijdens de pauze leuk.
A
Argument
B
Reden
C
mening
D
Feit

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee dingen kun je doen om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen in een tekst?

Slide 18 - Open vraag

Moeilijke woorden
Je let op moeilijke woorden in de tekst.
Je bedenkt wat ze betekenen.

A
Ja, dat lukt goed
B
een beetje
C
Dat doe ik nooit
D
Ik markeer moeilijke woorden als het kan

Slide 19 - Quizvraag

Als ik de betekenis van een moeilijk woord moet vinden, dan...
A
sla ik dat woord over en begrijp ik de tekst iets minder goed.
B
lees ik de zin ervoor en erna extra goed door.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Wat ga je doen?
Zowel BL als KGT gaat les 73 maken. 25 november kijken we de les na.

In SOMtoday staat bij iedere dag wat je voor Nederlands kan doen. Werk aan je boektrailer (28-11 inleveren) en leer alvast voor Leestoets 2 (4-12) 

Slide 23 - Tekstslide

Fijne vakantie en tot 25-11!

Slide 24 - Tekstslide