Gas

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
InstallatietechniekMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waarvan is de grootte van de gasmeter afhankelijk?
A
Het nominale verbruik
B
de beschikbare ruimte in de meterkast
C
het aantal gastoestellen wat is aangesloten
D
het totaal opgestelde vermogen van de gastoestellen

Slide 2 - Quizvraag

G4 meestal voldoende voor woningen 
G6 bij grotere woningen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een kenmerkend aan een open toestel?
A
Haalt zijn benodigde verbrandingslucht uit de ruimte
B
Haalt zijn benodigde verbrandingslucht van buiten de ruimte

Slide 4 - Quizvraag

Verbrandingslucht van buiten
Verbrandingslucht van binnen

Slide 5 - Tekstslide

Het toestel in de afbeelding is in bedrijf met een maximale
belasting. Welke druk meet je nu?
A
Verbruiksdruk
B
Werkdruk

Slide 6 - Quizvraag

De verbruiksdruk is de gasdruk die daadwerkelijk beschikbaar is bij het apparaat dat het gas gebruikt, zoals een cv-ketel en fornuis. Dit is de druk die het toestel nodig heeft om goed te functioneren.

De werkdruk verwijst naar de gasdruk in de leidingen of het systeem tijdens normaal gebruik. Dit is de druk die het gas heeft terwijl het door de leidingen naar de verbruiker stroomt.


Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel Mbar gasdruk hebben we in onze woning?
A
25 a 30 Mbar
B
100 - 120 Mbar
C
200 - 220 Mbar
D
140 - 160 Mbar

Slide 8 - Quizvraag

Wie is verantwoordelijk voor het leveren en installeren van de gasmeter opstelling?
A
De klant
B
De installateur
C
De netbeheerder

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van een drukregelaar in een gasinstallatie?
A
Het verhogen van de gasdruk
B
Het verlagen van de gasdruk tot een veilig niveau
C
Het opslaan van gas voor later gebruik
D
Het meten van het gasverbruik

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de volgende gassoorten wordt in Nederland het meest gebruikt in woningen?
A
propaan
B
butaan
C
aardgas
D
waterstof

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het risico van een onvolledige verbranding van gas?
A
Extra warmteontwikkeling
B
Vorming van koolmonoxide (CO)
C
Een lager gasverbruik

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Is aardgas geurloos van nature?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Geurstof
Tetrahydrothiofeen

Slide 15 - Tekstslide

Wat zien we hier?
A
Drukregelaar
B
gasgebrekklep
C
kogelkraan
D
keerklep

Slide 16 - Quizvraag

De gasgebrekklep is ontworpen om drukverschillen in het gasleidingnetwerk te detecteren. Als de druk in de leiding te laag wordt (bijvoorbeeld door een lek ), herkent de klep dit als een afwijking.

De klep bevat een veer- of magneetmechanisme dat wordt geactiveerd bij een drukval. Als de druk voldoende is, blijft de klep open. Bij een drukval trekt het mechanisme aan en sluit de klep.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het probleem van een niet goed sluitende hoofdkraan tijdens een beproeving?
A
Druk is niet stabiel
B
eventuele lekkages worden niet opgemerkt

Slide 18 - Quizvraag

Aardgas bestaat voornamelijk uit?
A
methaan
B
propaan
C
butaan
D
ethaan

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doel van een gasdrukregelaar?
A
het verhogen van de gasdruk
B
het gas opslaan
C
het meten van de gasdruk
D
het verlagen van de gasdruk

Slide 20 - Quizvraag

Gasdruktrajecten:

Hoofdtransportleidingen:
Het gas wordt getransporteerd via leidingen met een hoge druk van 40 tot 80 bar (afhankelijk van de locatie en het netwerk).

Regionale verdeelstations:
Hier wordt de druk gereduceerd naar ongeveer 8 bar voor distributie naar woonwijken.

Wijkdruk:
Het gas bereikt een wijkstation, waar de druk verder wordt verlaagd naar 100 tot 200 millibar.

Huisaansluiting (voor de gasmeter):
Via het lage-druknetwerk wordt het gas geleverd aan woningen met een druk van 25 tot 30 millibar, net voordat het door de gasmeter gaat.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de maximale drukdaling bij nominale druk? ( 25 a 30 mbar )
A
1 mbar
B
1 bar
C
2 mbar
D
1.5 mbar

Slide 22 - Quizvraag