Nederlands online 21 december

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Boek B blz. 193
opdracht 2

Slide 8 - Open vraag

Boek B blz. 193 opdracht 3

Slide 9 - Open vraag

blz. 194 opdracht 4 Boek B

Slide 10 - Open vraag

Boek B blz. 194 opdracht 5

Slide 11 - Open vraag

Boek B blz. 194 opdracht 6

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Boek A blz. 40 opdracht 4 . vraag 1 ,2,3,4,5,6

Slide 14 - Open vraag

Boek A blz 41 opdarcht 5
vraag 1,2,3,4,5,6

Slide 15 - Open vraag

Boek A opdracht 5
vraag 7,8,9 en 10

Slide 16 - Open vraag

Boek A blz. 42 opdracht 5 vraag
11,12,13,14

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Goed of fout: hij herhaald de les
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Hij melde zich bij de docent.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Goed of fout:
Word je vriend snel boos?
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Hij (beloven) mij te verbeteren.
A
beloofte
B
beloofde

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin.
Het is niet de persoonsvorm.
(Hoe kun je deze vinden?) 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 
Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. Dit is de voltooide tijd.


Slide 23 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Het geeft aan dat een handeling is afgerond. 
Als het voltooid deelwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.

Ik heb in de tuin gezeten.
Jij bent naar boven gegaan.
De trampoline wordt morgen geleverd.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 25 - Tekstslide

Maar hoe schrijf je het nou??????
Stappenplan: voltooid deelwoord
1. Kijk het hele werkwoord!!!
2. haal de -en er af voor de stam
3. kijk naar de laatste letter
4. moet de stam nog aangepast worden?
5. gebruik het kofschip: is de laatste letter een    medeklinker hiervan? : gebruik -t anders een -d.
6. of maak het woord langer in de verleden tijd

Slide 26 - Tekstslide

Kofschip voltooid deelwoord: 
Dit gebruik je in de voltooide tijd.

laatste letter staat in het kofschip: t 
laatste letter staat niet in het kofschip: d

Je kunt het woord langer maken in de
verleden tijd om te horen of je een d of 
een t schrijft. 
                 Wij verfden het huis. : Het huis is geverfd.
                  Wij kookten het eten. : Het eten is gekookt.

 


Een voltooid deelwoord kan eindigen op: 
         - t 
        - d

Slide 27 - Tekstslide

Belangrijk!!!!!



een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!


Slide 28 - Tekstslide

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd

Slide 29 - Quizvraag

De broodjes in de kantine worden goed beleg....
A
t
B
d

Slide 30 - Quizvraag

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 31 - Quizvraag

De broodjes in de kantine zijn altijd goed (beleggen).
A
belegd
B
belegt
C
beleggen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?

Ik heb geen pen meegenomen.

Slide 33 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 34 - Open vraag

Gelukkig had ik goed getap...
A
t
B
d

Slide 35 - Quizvraag

Wordt die terrorist nog wel (veroordelen)
A
veroordeeld
B
veroordeeldt
C
veroordeelt

Slide 36 - Quizvraag

Gelukkig was ik goed (verzekeren).
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekerde

Slide 37 - Quizvraag

De leraar werd er (ingeluis.....
A
d
B
t

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Kies een woord van de woordenlijst en maak een goede zin in de verleden tijd.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide