In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3 Ordening
3.7 Gewervelden
Slide 1 - Tekstslide
Aan het einde van de les...
- Kun je kenmerken en voorbeelden noemen van vijf groepen gewervelden.
Slide 2 - Tekstslide
Wat was het ezelsbruggetje voor de ordening?
Slide 3 - Open vraag
Ezelsbruggetje ordening
Dr SK of GS
Domein - rijk - stam - klasse - orde - familie - geslacht - soort
Slide 4 - Tekstslide
Stammen dieren
Slide 5 - Tekstslide
en we zijn zo blij
Slide 6 - Tekstslide
Wat voor verschillende eieren ken je? Hoe voelen ze aan?
Slide 7 - Open vraag
en we zijn zo blij
Amfibieën & vissen: Eieren zonder schaal > waarom?
Reptiel: Eieren met een leerachtige schaal Vogel: Eieren met harde kalkschaal
Slide 8 - Tekstslide
Amfibiën
Zoogdieren
><> ><> Vis vis vis <>< <><
Vogels
Reptielen
Droge schubben
Schubben met slijm
Haren
Veren
Slijm
Slide 9 - Sleepvraag
De huid bedekt met...
Zoogdieren: Haren
Amfibieën: Slijm Vissen: Schubben metslijm
Reptielen: Droge schubben Vogels: Veren
Grote chickens
Slide 10 - Tekstslide
Uitzonderingen
Met biologie zijn er bijna altijd wel uitzonderingen. Zoals zoogdieren in het water of reptielen die geen eieren leggen. De kenmerken zijn algemene kenmerken die meestal voorkomen, maar niet altijd hoeven.
Slide 11 - Tekstslide
In welke stam hoort het dier op de afbeelding?
A
Reptielen
B
Vogels natuurlijk, het heeft veren.
C
Zoogdieren
D
Amfibieën
Slide 12 - Quizvraag
Evolutie van de moderne kip
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Koudbloedig & warmbloedig
Wat zie je?
Slide 15 - Tekstslide
Koudbloedig & warmbloedig
Warmbloedig: Houdt het temperatuur altijd hetzelfde (vogels & zoogdieren).
Koudbloedig: Regelt de temperatuur niet zelf maar gaat af op de omgeving (vissen, amfibiën & reptielen)
Slide 16 - Tekstslide
Zelfstandig werken
- Werk aan de opdrachten van 3.7
- Klaar? Maak de test jezelf van 3.7. Als je zelfs dat af hebt, kun je alvast met 3.8 bezig.
Succes!
Slide 17 - Tekstslide
Welke vijf groepen gewervelden zijn er? Noem ten minste 1 kenmerk per groep.