ObserverendLerenLezen1

Observerend leren lezen - les 1
Een les over 'diep tekstbegrip'
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Observerend leren lezen - les 1
Een les over 'diep tekstbegrip'

Slide 1 - Tekstslide

1. Diep begrip?
Sommige volwassenen klagen weleens over ontlezing: jongeren zouden minder lezen.

Maar is dat zo? Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer tekst lezen op een dag dan dertig jaar geleden. Een 15-jarige Nederlander besteedt gemiddeld meer dan 2,5 uur per dag aan sociale media. Appjes, internettekstjes: er wordt op een dag wat af gelezen!

Slide 2 - Tekstslide

1. Diep begrip?
Maar de manier van lezen van jongeren lijkt wel veranderd. Teksten op je mobiel en op internet lees je meestal anders dan een tekst in een boek.
Vaak zijn internetteksten best eenvoudig en kort. En ze zijn vaak duidelijk gestructureerd.
Meestal hoef je weinig moeite te doen om ze te begrijpen: je kunt ze met één keer lezen begrijpen, vaak zelfs door ze scannend door te nemen.

Slide 3 - Tekstslide

1. Diep begrip
Maar in heel wat situaties op school, later in je studie en nog later in je werk gebruik je pittige teksten van experts. Denk aan een proefwerk bij een toets economie, een presentatie aan je medestudenten op de universiteit, een rapport op je werk: daarvoor heb je goede bronteksten nodig.
Deze teksten zijn vaak lastig om te doorgronden. Je kunt ze niet even snel 'scannen', je moet ze eerst goed ('diep') begrijpen voordat je ervan kunt leren.

Slide 4 - Tekstslide

Diep begrip!
Maar wanneer begrijp je zo'n tekst goed? Niet elke leerling blijkt daarvan een duidelijk beeld te hebben. Nederlandse leerlingen blijken de laatste jaren meer moeite te hebben met diep tekstbegrip. Begrip dat je nodig hebt om deze pittige teksten je eigen te maken.

Daarover gaat deze lessenserie:
wat is diep begrip, en hoe bouw je het op?

Helder? Dan starten we nu met les 1.

Slide 5 - Tekstslide

Inhoud
1.  Lesdoel: 'Diep begrip'
2. Uitleg over eye-tracking
3. Voorbereidende opdracht
4. Filmpjes van drie lezende leerlingen met opdrachten
5. Conclusie: Wat heb je geleerd?


Slide 6 - Tekstslide

Les 1
In deze eerste les zetten we stap 1: wat is diep begrip eigenlijk?

Na deze les weet je wat het betekent om een tekst diep te begrijpen, en kun je voor jezelf beter controleren of je een tekst diep begrijpt.

Slide 7 - Tekstslide

2. Eye-tracking (1)
Wanneer laat je zien dat je een tekst goed begrijpt? Daarover gaan we nadenken aan de hand van enkele oogbewegingsfilmpjes.
In deze les ga je de oogbewegingen zien van vwo-leerlingen die tijdens lezen zijn gevolgd met een eye-tracker. Deze apparatuur wordt in allerlei onderzoek gebruikt over de hele wereld. Waar kijken internetgebruikers naar op een internetpagina? Bekijken mensen een donkere man anders dan een witte man in een verdachte situatie?

Slide 8 - Tekstslide

Eye-tracking in leesonderzoek
Eye-tracking wordt ook veel ingezet bij onderzoek naar leesgedrag: je kunt immers precies volgen hoe lezers (op een scherm) lezen. In de volgende slide zie en hoor je hoe een Zweeds meisje hardop enkele Engelse zinnen leest. Daarbij hapert ze nogal eens.
Let er bij het kijken op hoe je dat haperen terug kunt zien in haar oogbewegingen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Zag je hoe het haperen terugkomt in haar leesgedrag?
Eye-trackingonderzoekers gaan uit van een belangrijke basisaanname. Welke is dat, denk je?
A
Hoe korter je naar iets kijkt, des te slimmer je bent.
B
Hoe korter je naar iets kijkt, des te moeilijker je het vindt.
C
Hoe langer je naar iets kijkt, des te langer je ermee bezig bent.
D
Hoe langer je naar iets kijkt, des te geconcentreerder je bent.

Slide 11 - Quizvraag

Gaze-replays
In deze les ga je een aantal 'gaze-replays'  zien van lezende leerlingen. Via deze filmpjes kun je volgen waarop leerlingen fixeerden (hun ogen richtten): je kunt zo goed volgen hoelang ze zich met een tekstdeel bezighielden.
Bestudeer eerst de twee plaatjes van gaze-replays hiernaast: twee leerlingen lazen dezelfde tekst. Waarin verschilt de linkerleerling van de rechter?

quizvraag op de volgende slide!

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meest logische verschil
tussen deze beide lezers?
A
De linker heeft geen dyslexie, de rechter wel.
B
De linker leest veel langzamer dan de rechter
C
De linker leest sneller dan de rechter.
D
De linker draagt een bril, de rechter niet.

Slide 13 - Quizvraag

O ja...
goed om te melden: alle antwoorden die je geeft in deze lessenserie, worden digitaal opgeslagen en zijn voor je docent zichtbaar. Weet dat dus als je antwoord geeft.

Slide 14 - Tekstslide

3. Voorbereidende opdracht
Je hoort en ziet straks hoe drie leerlingen een korte tekst goed proberen te begrijpen voor een presentatie over complotdenkers. Maar je gaat eerst zelf deze tekst bestuderen.

Lees de tekst goed, op zo'n manier dat je een duidelijk beeld van de inhoud hebt en de hoofdlijnen goed begrijpt. Je moet straks een korte samenvatting van deze tekst kunnen maken, zonder dat je de tekst nog erbij hebt!

Slide 15 - Tekstslide

Complotdenkers

[1] Op onze aardbol lopen een hoop complotdenkers rond die de meest bizarre dingen beweren. Zo was de maanlanding in 1969 in scène gezet en zijn er plannen om Europa de komende decennia helemaal Duits te maken. Die theorieën zijn natuurlijk best leuk maar sommige gaan wel erg ver. Onderzoekers braken zich lange tijd het hoofd over wat sommige mensen wel complotdenkers maakt en anderen niet. Nu denkt een team psychologen van de Vrije Universiteit Amsterdam het antwoord te weten: complotdenkers gebruiken een bepaald denkpatroon – ‘illusoire patroonherkenning’ – overdreven veel.
     [2] Het team kwam tot deze conclusie na het uitvoeren van verschillende experimenten op 264 volwassenen. Zo testten de psychologen of de deelnemers verzonnen complottheorieën geloofden op een schaal van 1 tot 9. Vervolgens onderzochten de wetenschappers of deelnemers sneller patronen zagen in willekeurige dingen, zoals een
muntje opgooien. Mensen die bij het eerste onderzoek hoog scoorden, waren ook geneigd hierin patronen te zien. Deze bevindingen werden bevestigd in nog drie experimenten.
     [3] De conclusie die het team uit deze experimenten trok, is dat complotdenkers te veel en te vaak verbanden zien tussen gebeurtenissen die er eigenlijk niet zijn: ‘illusoire patroonherkenning’. Iedereen heeft dat weleens. Je droomt bijvoorbeeld over je opa en de dag erna hoor je dat hij is overleden. Dit kan haast geen toeval zijn, denk je dan. Maar complotdenkers gaan in dit ontdekken van patronen te ver.
     [4] Sociaal psycholoog Michiel van Elk merkt naar aanleiding van dit onderzoek op: ‘Psychologen onderzoeken al langer de denkwijze van complotdenkers. Veel wetenschappers hebben geen verband gevonden, in dit onderzoek hebben ze dat wel. De vraag is hoe sterk de aangetoonde relatie is. Toevalstreffers kun je immers niet uitsluiten. En andere verklarende factoren blijven volledig buiten beschouwing.’

[Einde]

Slide 16 - Tekstslide

Ik las een moeilijk woord opnieuw.
Ik las lastige zinnen terug.
Ik las ik een of meerdere lastige alinea’s terug.
Ik scande de tekst voor het lezen even.
Ik scande de tekst na het lezen even.
Ik lette op de belangrijkste zaken in de tekst.
Ik maakte in mijn hoofd een kleine samenvatting.
Wat heb je gedaan om deze tekst goed, diep te lezen? Plaats een ster achter de zin als je dit tijdens het lezen hebt gedaan. 

Slide 17 - Sleepvraag

4. Drie lezende leerlingen
Je krijgt nu te zien en te horen hoe drie vwo 4-leerlingen deze tekst goed probeerden te begrijpen. Daarbij vragen we je telkens enkele opdrachten te maken.

We vragen je eerst te beschrijven wat ze precies doen om de tekst goed te begrijpen.

Ten slotte willen we van je weten wie volgens jou er het best in slaagde de tekst goed te begrijpen.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1a: Arne
De eerste leerling van wie je de oogbewegingen gaat zien, is Arne. Arne leest alinea 1 van de tekst 'Complotdenkers'. Begrijpt hij de tekst goed, na lezen, denk je?

Volg zijn kijkpatroon en vraag je af waarom hij welke stappen in de tekst zet: scant hij bijvoorbeeld de tekst? Of kijkt hij naar tekstdelen terug? Doet hij dat vanwege een moeilijk woord of vindt hij een zin belangrijk? Enz. Het is trouwens aan te raden om het filmpje twee keer te bekijken: het gaat allemaal nogal snel ...

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Welke stappen zet Arne tijdens het lezen van al. 1? En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 1b: Arne
Arne probeert nu alinea 2 van de tekst 'Complotdenkers' te begrijpen. Volg weer zijn kijkpatroon en vraag je af of en waarom hij extra stappen in de tekst zet. Begrijpt hij de tekst goed, denk je?

En bekijk het filmpje dus vooral twee keer: het gaat nogal snel ...

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Welke stappen zet Arne tijdens het lezen van alinea 2? En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 24 - Open vraag

Arne levert ook commentaar bij zijn lezen.
In hoeverre blijkt uit dat commentaar dat hij de tekst goed begrijpt? Leg je mening uit.

Slide 25 - Open vraag

Heeft Arne nu de tekst goed be-grepen, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

Opdracht 2a: Boukje
De tweede leerling van wie je de oogbewegingen gaat zien, is Boukje. Boukje probeert alinea 1 van de tekst 'Complotdenkers' te begrijpen. Volg haar kijkpatroon en vraag je af waarom ze welke stappen in de tekst zet. Begrijpt ze de tekst goed, denk je?

Je wist het al: het is aan te raden om het filmpje twee keer te bekijken: het gaat allemaal nogal snel ...

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Welke stappen zet Boukje tijdens
het lezen van alinea 1?
En waarom zet ze deze stappen, denk je?

Slide 29 - Open vraag

Opdracht 2b: Boukje
Boukje probeert nu alinea 2 van de tekst 'Complotdenkers' goed te begrijpen. Volg weer haar kijkpatroon en vraag je af waarom ze welke stappen in de tekst zet.

En bekijk het filmpje dus vooral twee keer: het gaat nogal snel ...

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Welke stappen zet Boukje tijdens het lezen van alinea 2? En waarom zet ze deze stappen,
denk je?

Slide 32 - Open vraag

Boukje levert ook commentaar bij haar lezen.
In hoeverre blijkt uit haar commentaar dat ze de tekst goed begrijpt? Leg je mening uit.

Slide 33 - Open vraag

Heeft Boukje nu de tekst goed be-grepen, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open vraag

Opdracht 3: Berend
De derde leerling van wie je de oogbewegingen gaat zien, is Berend. Je gaat zien hoe jij verder leest nadat hij de tekst al helemaal doorgenomen heeft. Volg zijn kijkpatroon en vraag je af waarom hij welke stappen in de tekst zet. Begrijpt hij de tekst goed, denk je?

Je wist het al: het is aan te raden om het filmpje twee keer te bekijken: het gaat allemaal nogal snel ...

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Welke stappen zet Berend na
het lezen van de tekst?
En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 37 - Open vraag

Berend levert ook commentaar op zijn lezen.
In hoeverre blijkt uit dit commentaar dat hij de tekst goed begrijpt? Leg je mening uit.

Slide 38 - Open vraag

Heeft Berend nu de tekst goed begrepen, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 39 - Open vraag

5. Conclusie?
Je hebt nu drie leerlingen gezien die nogal verschillend de tekst 'Complotdenkers' probeerden te begrijpen. Waarschijnlijk heb je ook wel ideeën wie van drie de tekst goed begrepen heeft. Denk er even over na. Op welke lezer leek jij? Op lezer 1, Arne? Op lezer 2, Boukje? Of lezer 3, Berend, van wie je alleen zag wat hij deed na de eerste keer lezen?

In de volgende slides gaan we je drie vragen stellen waarin je de lezers moet vergelijken. We willen daarbij met je nadenken over wat precies 'goed een tekst begrijpen' betekent.

Slide 40 - Tekstslide

Op welke lezer leek jij vooral, Arne, Boukje of Berend? Leg uit.

Slide 41 - Open vraag

Wie heeft de tekst het best begrepen, vind jij?
A
Arne
B
Boukje
C
Berend

Slide 42 - Quizvraag

Waarom heeft deze leerling in jouw ogen de tekst het best begrepen? Leg uit.

Slide 43 - Open vraag

We hebben de leerlingen ook een toets laten maken. Wie bleek de tekst het best te begrijpen?
A
Arne
B
Boukje
C
Berend

Slide 44 - Quizvraag

Waarom snapte Berend de tekst beter?
Eerst: wat is dieper begrip volgens wetenschappers?
Er zijn veel manieren om een tekst goed te begrijpen, en iedereen leest weer anders. Maar wetenschappers zijn het wel erover eens wat goed, diep tekstbegrip is:
      je kunt dan in eigen woorden de inhoud van een tekst goed weergeven, je kunt de
      gedachtegang ervan aan anderen makkelijk uitleggen.
Je hebt dan de tekst je 'eigengemaakt', zou je kunnen zeggen. 


Slide 45 - Tekstslide

Kijken we dan nu terug naar Berend...
Onthoud wat op de vorige sheet stond!
We vragen je nu nog een keer het lezen van Arne (lezer 1) en Berend (lezer 3) te bekijken. Vraag jezelf af hoe je uit hun lezen en hun commentaar kunt opmaken dat Arne de tekst (waarschijnlijk) niet goed begrijpt, en Berend wel.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Hoe bleek uit de videobeelden dat Berend de tekst 'diep' begreep?
Kies een antwoord uit.
A
Hij las snel en checkte de belangrijkste stukken tekst op het einde nogmaals.
B
Hij las geduldig, zin voor zin, heel precies en nam ruim de tijd voor elke alinea.
C
Hij las de tekst maar één keer door, snel en vlot.

Slide 49 - Quizvraag

Teruglezen!
Hopelijk had je de vorige vraag goed?
Berend leest de belangrijkste stukken tekst nog een keer door. Door deze terug te lezen, verdiept hij zijn begrip.
Arne leest alleen maar terug als hij iets niet snapt. Hij repareert zijn begrip maar verdiept deze niet of nauwelijks.

Slide 50 - Tekstslide

Hoe bleek uit het commentaar dat Berend de tekst goed begreep? Kies een of twee antwoorden uit.
A
Hij gaf vooral aan de tekst wel te begrijpen.
B
Hij zei het meest in eigen woorden over de tekstinhoud.
C
Hij gaf aan welke woorden of zinnen moeilijk/makkelijk waren.
D
Hij zei wat belangrijk was in de tekst en wat niet.

Slide 51 - Quizvraag

In eigen woorden ... !
Hopelijk had je het goed?
Berend vat vaak samen en vertelt in eigen woorden wat hij heeft gelezen. Hij heeft de inhoud zich 'eigengemaakt'.
Bij Arne lijkt dat te ontbreken: hij zegt heel weinig over de tekstinhoud.

Slide 52 - Tekstslide

Diep begrip
Dit is dus: diep begrip.
Pas als je de informatie uit de tekst opneemt in jouw kennis van de wereld, ontstaat volgens wetenschappers een diep begrip van een tekst (situatiemodel, noemen ze dat). Gewoon oppervlakkig een tekst doornemen is dan niet genoeg ...



Slide 53 - Tekstslide

Wat heb je door deze les geleerd over je eigen manier van lezen?

Slide 54 - Open vraag

We zijn bijna aan het einde van deze les. We wilden je duidelijk maken wat 'diep begrijpen' van een tekst inhoudt. Hopelijk vond je het leuk en leerzaam.

Ga je nu anders een tekst lezen, als je de volgende keer voor school een tekst goed moet lezen? Leg je antwoord uit.

Slide 55 - Open vraag


Dank voor je aandacht.

Einde van deze les!





Slide 56 - Tekstslide