ABR6 17.06.2024

Welkom!

17.06.2024

Planning

5.13

• Luister naar de tekst.
• Nieuwe woorden (online)

5.13

• Luister nog een keer naar de tekst. 
• Maak opdr. 123 en 124
  
• Bespreken
• Lees tekst 5.13  

5.13

• Maak zelfstandig opdr. 126, 127, 129 en 131
• Bespreken
• Samen luisteren opdr. 128
• Praat samen: opdr. 130 en 132
• Ga aan de slag met de werkbladen (5.13a en b)

5.13

• Maak tweetallen 
• Pak werkblad 5.13
• Bespreek samen

5.13

• Pak werkblad 5.13a
• Pak werkblad 5.13b 
• Pak werkblad Plusopdracht 5.13

5.14

• Je hebt geleerd:
• Met werkwoorden kun je praten over vroeger.
• Ik leerde Nederlands op school.
• Gisteren heeft Kim sushi gegeten. 
• Je kunt praten over nu. 
• Kornelia eet een appel. 

5.14

• Je kunt ook praten over de toekomst. 
• Voorbeeld:
• Over drie weken ga ik op vakantie. 
•  Wij rijden morgen naar Denemarken. 

5.14

• Als je over de toekomst praat: 
• Gebruik je een vorm van gaan en een tweede werkwoord (heel werkwoord)
• Gebruik je de tegenwoordige tijd en één of meerdere woorden die informatie over de toekomst geven. 
• Voorbeeld: Later, morgen, komend weekend, volgend jaar.

wordwall.net

5.14

• Klassikaal opdr. 136
• Maak zelfstandig opdr. 137 en 138
• Bespreken

5.14

• Praat samen (opdr. 139)
• Pak werkblad 5.14a. Bespreek deze samen. 
• Pak werkblad 5.14b. 
• Klassikaal bespreken. 
• Vul in tweetallen een agenda in --> Stel elkaar vragen. 
• Pak plusopdracht 5.14a en plusopdracht 5.14b. 
• Oefen de gesprekjes.