Wat doe jij in de winkel? - omgaan met klanten

Wat doe jij in de winkel?

Omgaan met klanten
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Wat doe jij in de winkel?

Omgaan met klanten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les heb je geleerd?
  • Hoe je met klanten om moet gaan.
  • Hoe je de klant begroet en aanspreekt.
  • Hoe je de klant kan helpen.
  • Sociaal gedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?
Afgelopen weken zijn we aan de slag gegaan met 
Klantgericht werken
Klantbeleving
Communicatie
Invloed door anderen
Reclame

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Wat weet jij nog van deze lessen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Hoe spreek je een klant/gast aan?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klanten/gasten, wie zijn dat? 
Kom je in een winkel om iets te kopen? Dan ben je een klant. Dus klanten zijn de mensen in de winkel die misschien wat kopen. Werk je in de winkel, dan ben je geen klant. Je bent dan personeel. Personeel is iedereen die in de winkel werkt. 
Werk je in de Horeca dan spreek je van gasten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat zijn klanten/gasten?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Wanneer hoor je bij het personeel?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

klanten in de winkel
Bij je werk in een winkel heb je veel met klanten te maken. Waarom komen deze klanten naar je winkel? Ze hebben allemaal een andere reden. Let dus goed op de klant, zodat je er goed op kunt reageren. 
Weet je nog Klantbeleving?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar het plaatje, hierover komt zo een vraag.  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Waarvoor komt de klant naar de winkel?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. “Kun jij even wat brood halen bij de bakker?” vraagt een moeder aan haar dochter. Met welke reden komt de dochter bij de bakker?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Een bejaarde vrouw komt binnen bij een doe-het-zelfzaak. Ze is op zoek naar een boormachine als cadeau. Ze ziet eruit of ze niet precies weet waar ze moet zoeken. Waarom komt bejaarde vrouw naar de winkel? Leg uit.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Een man loopt met een winkelwagentje door de supermarkt. Hij doet brood, kaas en fruit in het wagentje. Wat is de reden van de man om naar de winkel te komen? Leg uit.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

klanten begroeten en aanspreken. 
Komt een klant de winkel binnen, begroet deze dan vriendelijk. Begroeten betekent dat je de klant groet. Zeg op een vriendelijke manier “Goedemorgen”, “Dag meneer” of zoiets. En vergeet niet de klant aan te kijken. Als je met iemand praat, is het altijd prettig als je elkaar aankijkt. 


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let bij het begroeten en aanspreken van een klant op de volgende regels:  
- Je spreekt de klant altijd aan met ‘u’  
- Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat en naar hem luistert
- Je praat duidelijk Nederlands
- Je bent vriendelijk 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Noem de regels die gelden voor het begroeten van een klant. Het zijn er 4.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Noem de minimaal één regel die gelden voor het begroeten van een klant. Het zijn er 4. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Je werkt bij Zeeman. Klanten kunnen bij Zeeman zelf artikelen pakken uit de schappen.
Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Je werkt bij Bruynzeel Keukens. Klanten worden hier uitgebreid geïnformeerd over de verschillende keukens.
Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

klanten/gasten informeren 

Klanten kunnen met verschillende vragen bij je komen. Jij probeert ze zo goed mogelijk te helpen. Het leukst is het als je zelf de klant kunt helpen. Je gaat de klant informeren over een artikel of over het menu. Informeren betekent het geven van informatie. 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klanten doorverwijzen
Kun je ze toch niet zelf helpen? Dan verwijs je de klant door naar bijvoorbeeld een collega of een anderen afdeling. Doorverwijzen betekent dat je de klant naar een ander stuurt, die hem dan gaat helpen.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt een klant op de volgende 3 manieren over een artikel informeren: 
- Door uit je hoofd er van alles over te vertellen
- Door hem documentatie te geven
- Door hem te wijzen op de informatie op het artikel zelf

MAAR WEES VOORAL JEZELF

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Hoe kun je klanten informeren over een artikel?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Welke situatie is een voorbeeld van slecht onderhoud?
A
Ik bewaar de kaas thuis buiten de koelkast
B
Ik smeer mijn fietsketting nooit
C
De ijslolly’s liggen in de kelder

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun je klant- gastgericht leren? 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOE WIL IK MET ANDEREN OMGAAN?
Wat is sociaal gedrag?
 Samen sterker?

Slide 30 - Tekstslide

Doelen:
  • Je kent de belangrijkste functie van omgangsvormen en sociale vaardigheden.
  • Je kunt van enkele positieve eigenschappen de voordelen en mogelijke nadelen noemen.
  • Je bent je ervan bewust dat sociale vaardigheden per groep en situatie verschillen.
Respect
Gelijkheid
Beleefdheid

Sportiviteit

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Primaire Socialisatie  =

Aanleren van normen en waarden binnen een gezin.
Secundaire Socialisatie = 

Leren van vrienden, klasgenoten, teamgenoten

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is socialisatie?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Goed gedrag = alle manieren om rekening met elkaar te houden

Geldendeomgangs-vormen
Sociaal gedrag

Bij sociaal gedrag horen negatieve vrijheden en  bepaalde vaardigheden:

  1. Contact maken met anderen
  2. Samenwerken
  3. Afspraken nakomen
  4. Respectvol communiceren
  5. Omgaan met emoties
  6. Omgaan met kritiek
  7. Regels v/d groep respecteren
  8. Je verplaatsen in anderen
  1. - iemand groeten en oogcontact maken
  2. - een ander om een reactie vragen
  3. - op tijd zijn of op tijd een afspraak afzeggen
  4. - vriendelijk of beleefd iets zeggen
  5.   als iets je irriteert, dan stel je je reactie uit
  6. - proberen te leren van de tips van een ander
  7. - op je beurt wachten in de rij bij de kassa
  8. - een mede-passagier aanbieden om haar rollator uit de bus te tillen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Noem minimaal twee sociale vaardigheden

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

  • geduldig        
  • eerlijk
  • nauwkeurig
  • genuanceerd
  • grondig
  • overtuigend
  • enthousiast
  • bedachtzaam 
  • voorzichtig
  • praktisch
  • doelgericht
  • attent
  • gezellig
  • verdraagzaam
  • bescheiden
  • behulpzaam
  • diplomatiek
  • oplossingsgericht
  • flexibel
  • concreet
  • humoristisch
  • volhardend
  • betrouwbaar
  • direct
  • spontaan
  • nuchter
  • optimistisch
  • zakelijk

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben jij?
Hoe denk je dat jouw klant/ gast jou ziet?
Ben je vriendelijk, ben je geduldig
en wat doe jij als mensen dat niet tegen jou zijn?


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Maak een spiegelomtrek op een A3 formaat met  spiegelbeeld van een afbeelding hoe jezelf denkt dat je overkomt naar andere toe en vertel op de achterkant van de spiegel waarom je dit denkt Maak aan de handgreep of omtrek van de spiegel minimaal 5 kwaliteiten van jezelf en 1 valkuil dit  kan met tekst of met kleine afbeeldingen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 1 ding op dat je geleerd hebt.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 1 ding op dat je niet zo goed begrijpt.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra vragen 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Champignons bereid je op bepaalde wijze om ze te kunnen eten.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een doosje champignons.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Staat er een bereidingsadvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een spuitbus verf moet je op bepaalde wijze bewaren, zodat hij lang goed blijft.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een spuitbus verf.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Staat er een bewaaradvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoensmeer gebruik je op bepaalde wijze om je schoenen er weer goed uit te laten zien.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een potje schoensmeer.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Staat er een gebruiksadvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies