p13 uitleg a.c.i.

De afkorting A.c.I. staat voor:
1 / 17
volgende
Slide 1: Open vraag
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

De afkorting A.c.I. staat voor:

Slide 1 - Open vraag

De A.c.I. komt voor als aanvulling voor bij werkwoorden die in het Nederlands een 'dat'- zin kunnen hebben:
1. werkwoorden die betekenen: willen, bevelen, verzoeken, besluiten, aanraden, toestaan, verbieden, verhinderen; kunnen, durven, proberen; moeten; leren e.d. 

2 onpersoonlijke werkwoorden, zoals
ἔξεστιν het is mogelijk/geoorloofd
δεῖ / χρή het is nodig

3 bij een naamwoordelijk gezegde, zoals
χαλεπόν ἐστι het is moeilijk
δίκαιόν ἐστι het is rechtvaardig / juist

4 bij werkwoorden die betekenen: zeggen, horen, geloven, menen (indirecte rede).

Slide 2 - Tekstslide

In de 'dat' - zin die in de vertaling wordt gemaakt, wordt de accusativus het onderwerp. Hoe noemen we die accusativus?

Slide 3 - Open vraag

vertaal: γιγνωσκω ὑμας διαφερειν

Slide 4 - Open vraag

Bij een infinitivus van een AcI kan natuurlijk ook een accusativus in een andere functie, zoals die van object, voorkomen.

Slide 5 - Tekstslide

vertaal: δῆλόν ἐστι τὸν ἵππον πολλὰ κακὰ φέρειν.

Slide 6 - Open vraag

δῆλόν ἐστι τὸν ἵππον πολλὰ κακὰ φέρειν.

Het is duidelijk dat het paard veel ellende brengt.

Slide 7 - Tekstslide

Welke uitspraak klopt?
δῆλόν ἐστι τὸν ἵππον πολλὰ κακὰ φέρειν.
A
τὸν ἵππον is subj.acc., πολλὰ κακὰ is objectsacc.
B
τὸν ἵππον is obj.acc., πολλὰ κακὰ is subj.acc.

Slide 8 - Quizvraag

Tijdsverhoudingen
De handeling van de infinitivus is gelijktijdig, voortijdig of natijdig t.o.v. de handeling van het hoofdwerkwoord.
De aard van de tijdsverhouding blijkt uit de gebruikte tijdstam van de infinitivus:

Slide 9 - Tekstslide

Gelijktijdig
voortijdig
natijdig
inifinitus futurum
infinitivus praesens
infinitivus aoristus
infinitivus imperfectum

Slide 10 - Sleepvraag

ἐνόμιζον ὑμᾶς ἀληθεύειν.
A
ik meen dat jullie de waarheid spreken
B
Ik meende dat jullie de waarheid spreken
C
Ik meen dat jullie de waarheid spraken
D
Ik meende dat jullie de waarheid spraken

Slide 11 - Quizvraag

ἐνόμιζον ὑμᾶς ἀληθεύειν. 
inf. praes. → gelijktijdig
pv: verl. tijd → vertaal inf. praes. met o.v.t.
Ik meende dat jullie de waarheid spraken.

Slide 12 - Tekstslide

ἀκούω τοὺς δούλους τοὺς ἵππους ἀπαγαγεῖν
A
Ik hoor dat de slaven de paarden wegleiden
B
Ik hoor dat de slaven de paarden hebben weggeleid
C
Ik hoorde dat de slaven de paarden wegleiden
D
Ik hoorde dat de slaven de paarden hadden weggeleid

Slide 13 - Quizvraag

ἀκούω τοὺς δούλους τοὺς ἵππους ἀπαγαγεῖν
     
inf. aor. → voortijdig
pv: teg. tijd → vertaal inf. aor. met v.t.t.
Ik hoor dat de slaven de paarden hebben weggevoerd. 

Slide 14 - Tekstslide

ἤκουσα τοὺς δούλους τοὺς ἵππους ἀπαγαγεῖν.
A
Ik hoor dat de slaven de paarden wegleiden
B
Ik hoor dat de slaven de paarden hebben weggeleid
C
Ik hoorde dat de slaven de paarden hebben weggeleid
D
Ik hoorde dat de slaven de paarden hadden weggeleid

Slide 15 - Quizvraag

ἤκουσα τοὺς δούλους τοὺς ἵππους ἀπαγαγεῖν.

inf. aor. → voortijdig
pv: verl. tijd → vertaal inf. aor. met v.v.t.
Ik hoorde dat de slaven de paarden hadden weggevoerd. 

Slide 16 - Tekstslide

zorg dat je kunt aangeven:
  • wat het werkwoord is waar de a.c.i. van afhankelijk is
  • wat de subjectsaccusativus is
  • wat de (eventuele) objectsaccusativus is
  • in welke tijd de infinitivus staat en wat dat betekent voor de vertaling. (praesens = onvoltooide tijd; aoristus = voltooide tijd)

Slide 17 - Tekstslide