Theme 2 - Grammar 5 - Word order

Word order - woordvolgorde
Theme 2 grammar
Stepping Stones
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Word order - woordvolgorde
Theme 2 grammar
Stepping Stones

Slide 1 - Tekstslide

Wat is woordvolgorde?

Slide 2 - Open vraag

Woordvolgorde

Slide 3 - Woordweb

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

I - am walking - to school - today.
Wie - doet? - wat? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
She - bought - a blue dress.

Slide 6 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde:
He - to the market - on - always - Sundays - goes

Slide 7 - Open vraag

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
go = werkwoord
to the zoo = plaatsbepaling
always = bijwoord van frequentie
the = lidwoord

Slide 8 - Tekstslide

benoem de woordsoorten:
a fast car
A
ww - onderwerp - tijdsbepaling
B
lidwoord - bijvoeglijk nw - zelfstandig nw
C
lidwoord - bijwoord van frequentie - zelfstandig nw
D
hoofdww - lidwoord - zelfstandig nw

Slide 9 - Quizvraag

Belangrijke woorden
Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually.

1. voor het werkwoord
1. Maar na een vorm van to be (am/are/is/was/were)
2. bij twee of meer werkwoorden altijd achter het 1e werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a fizzy drink at the weekends.

Slide 11 - Tekstslide

Tijd en plaats in de zin
De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.
When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 12 - Tekstslide

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: p staat voor de s in het alfabet
plaats voor tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 13 - Tekstslide

I am going by bike to school today.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 14 - Quizvraag

I eat an apple every day.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 15 - Quizvraag

He does his homework during the lesson in class.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 16 - Quizvraag

We go tomorrow to the new film 'IT'
A
Correct
B
Incorrect

Slide 17 - Quizvraag

We always wear pink on Wednesdays.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 18 - Quizvraag

1.I am playing tennis with my friend
tonight.
2.Tonight I am playing tennis with my friend.
A
1 = correct
B
2= correct
C
1+2 are correct
D
1+2 are wrong

Slide 19 - Quizvraag

1. She often uses her diary.
2. She uses often her diary.
A
1 = correct
B
2= correct
C
both are correct
D
both are wrong

Slide 20 - Quizvraag

1. The student is seldom happy.
2. The student seldom is happy.
A
1 = correct
B
2= correct
C
both are correct
D
both are wrong

Slide 21 - Quizvraag

1. It never could have been done by her.
2. It could never have been done by her.
A
1 = correct
B
2 = correct
C
both are correct
D
both are wrong

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

Kies de juiste volgorde
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 24 - Quizvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 25 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 26 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 27 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
My sister last year got married.

Slide 28 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 29 - Quizvraag

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 30 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 31 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 32 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Have ever you read a novel by J.R.R. Tolkien?
B
Have you read ever a novel by J.R.R. Tolkien?
C
Have you read a novel by J.R.R. Tolkien ever?
D
Have you ever read a novel by J.R.R. Tolkien?

Slide 33 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 34 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 35 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 36 - Quizvraag

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 37 - Quizvraag

Meer oefenen met word order?
Je vindt op de volgende slide online oefeningen om de zinsvolgorde te oefenen.
Good luck!

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 40 - Open vraag

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 41 - Open vraag