12.3 Overerving

12.3 Overerving
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

12.3 Overerving

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen

Slide 3 - Sleepvraag

Hieronder is een deel van een nucleotideketen aangegeven. Schrijf het deel op dat bij deze keten hoort voor een volledig DNA-molecuul.
TAGCAT

Slide 4 - Open vraag

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 5 - Quizvraag

Je ziet de metamorfose bij een kikker. Wat blijft in alle stadia gelijk?
A
Het fenotype
B
Het genotype
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
1. Je kunt de betekenis van de volgende termen noemen: co-dominant, dominant, drager, F1, F2, filii, heterozygoot, homozygoot, intermediair, kruisingsschema, parentes (P), recessief.
2. Je kunt aan de hand van een figuur de stappen beschrijven bij de overerving van een bepaalde eigenschap.
3. Je kunt zelf een monohybride kruising op papier uitvoeren (hierbij wordt gelet op één erfelijke eigenschap) en daarbij de mogelijke genotypen en fenotypen van de F1 en de F2 bepalen.



Slide 7 - Tekstslide

Terugblik : Structuur
Dit is een herhaling van de vorige lessen. Weet je het nog? Sla dan over

Slide 8 - Tekstslide

Terugblik: Basenparen: A-T / T-A en C-G / G-C
Dit is een herhaling van de vorige lessen. Weet je het nog? Sla dan over

Slide 9 - Tekstslide

Terugblik: overschrijven DNA
DNA wordt overgeschreven in mRNA
Verlaat de kern door poriën in het kernmembraan
In het cytoplasma afgelezen door ribossom
Eiwitten worden gemaakt. 
Dit is een herhaling van de vorige lessen. Weet je het nog? Sla dan over

Slide 10 - Tekstslide

Terugblik:  Genen en allelen
  • Een gen is een stuk DNA dat codeert voor een eigenschap. 
  • Sommige genen hebben miljoenen basen, andere honderden. 
  • Een gen heeft een locatie op het DNA (locus - mv. loci).
  • Een gen kan variaties hebben: allelen
Dit is een herhaling van de vorige lessen. Weet je het nog? Sla dan over

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Genvariant - Allel

Allel of genvariant: informatie in een gen
Allelenpaar: twee allelen van een gen
Homozygoot: Gelijke allelen
Heterozygoot: Ongelijke allelen
Gen A: heterozygoot
Gen B: homozygoot

Slide 13 - Tekstslide

Co-dominante overerving
Dominante overerving

Slide 14 - Tekstslide

Dominante en recessieve eigenschappen
Dominant allel wordt weergegeven met een hoofdletter
Recessief allel wordt weergegeven met een kleine letter. 
Bijvoorbeeld: Sproetjes zijn dominant over geen sproetjes:
Het allel voor Sproetjes:'S'
Het allel voor geen sproetjes:'s'

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

1

Slide 18 - Video

01:33-02:23

Slide 19 - Tekstslide







Stap 1: Benoem het dominante gen met een hoofdletter, benoem het recessieve gen met een kleine letter
Stap 2: Bepaal het genotype van de ouders (hoofdletter eerst)
Stap 3: Teken een kruissingschema waarin je de allelen verdeelt
Stap 4: vul het kruissingschema in






Stap 1: Benoem het gen met een hoofdletter en de mogelijke allelen met een superscript. (bijvoorbeeld xr Xs
Stap 2: Bepaal het genotype van de ouders
Stap 3: een kruissingschema waarin je de allelen verdeelt. 
Stap 4: Vul het kruisingschema in
Kruissingschema Dominante overerving
Kruissingschema Co-dominante overerving
Bepaal van het gen wat de mogelijke allelen zijn en of deze dominant, recessief of co-dominant overerven

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Probeer de volgende oefeningen zelf te maken. Morgen doen we een les in teams waar ik jullie kan helpen waar nodig. 

Slide 22 - Tekstslide

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard.
Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.

Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
Alle 84

Slide 23 - Quizvraag

Zwart: a         Grijs: A
P: aa x AA
F1: Aa
P: Aa x Aa
geslachtscellen: A of a voor beide
F2: 1/4 AA - 2/4 Aa - 1/4 aa
Hoeveel uit 84 grijze zijn heterozygoot? 2/3 x 84 = 56
(de aa individuen zijn zwart...)

Slide 24 - Tekstslide

Bij cavia's is korte haren dominant over lange haren.
Twee heterozygote cavia's paren met elkaar en krijgen jongen.

Welke verhouding in fenotypes verwacht je bij de nakomelingen?
A
100% lange haren
B
100% korte haren
C
25% lange haren / 75% korte haren
D
25% korte haren / 75% lange haren

Slide 25 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 26 - Quizvraag

Een zwarte muis en een witte muis krijgen grijze nakomelingen (de F1). Deze worden onderling met elkaar gekruist. Hoeveel procent van de nakomelingen in de F2 is grijs?

Slide 27 - Open vraag

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap. Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 28 - Quizvraag

Bij katten is het gen voor een gevlekte vacht (R) dominant over dat voor een ongevlekte vacht (r). Een vrouwtje met gevlekte vacht krijgt nakomelingen van een mannetje met gevlekte vacht. Onder de jongen zijn dieren met een gevlekte vacht en dieren met een ongevlekte vacht.

Wat zijn de genotypen van de ouderdieren?
A
Rr x rr
B
Rr x Rr
C
rr x rr
D
Rr x RR

Slide 29 - Quizvraag

Bij het gen van oogkleur is bruin dominant over blauwe ogen. Harm zijn vader heeft blauwe ogen, terwijl Harm zelf bruine ogen heeft.

Is Harm heterozygoot of homozygoot voor oogkleur?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot

Slide 30 - Quizvraag

Bij het gen van oogkleur is bruin dominant over blauwe ogen. Harm zijn vader heeft blauwe ogen, terwijl Harm zelf bruine ogen heeft.

En heeft Harms moeder bruine of blauwe ogen?
A
blauwe ogen
B
bruine ogen
C
blauwe of bruine ogen

Slide 31 - Quizvraag

Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.

Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 32 - Quizvraag

Cavia's kunnen zwartharig en witharig zijn. Zwart is dominant. Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:

BIj welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
A
Heterozygoot x homozygoot dominant
B
Homozygoot dominant x homozygoot recessief
C
Homozygoot recessief x heterozygoot
D
Heterozygoot x heterozygoot

Slide 33 - Quizvraag


PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.

Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?

A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
100 %

Slide 34 - Quizvraag

Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.

Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
A
25%
B
50%
C
0%
D
100%

Slide 35 - Quizvraag

Huiswerk

Quayn 12.3 Overerving


Schrijf je vragen op voor morgen!

Slide 36 - Tekstslide