In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
§7.4 veerkracht
Lesplanning:
Opstart
Uitleg veerkracht
Opgaven §7.4 maken
Afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
§7.4 Veerkracht
Aan het einde van deze paragraaf kan je ...
uitleggen dat de uitrekking recht evenredig is met de veerkracht;
aangeven of een veer stug of slap is;
de kracht en uitrekking bij een veer berekenen.
Slide 2 - Tekstslide
Veerkacht
Des te groter de uitrekking, des te groter de kracht.
Slide 3 - Tekstslide
De veerkracht
Als een voorwerp stil hangt dan geldt:
Fveer=Fz
Slide 4 - Tekstslide
Practicum veerkracht
In tweetallen:
materialen verzamelen
metingen uitvoeren
metingen verwerken
Volgt nog uitleg.
Slide 5 - Tekstslide
Veren uitrekken
Recht evenredig verband
Slide 6 - Tekstslide
Verschillende veren - de veerconstante
x u
Fveer=C
Fveerde veerkracht in N
C de veerconstante in N/cm
u de uitrekking in cm
Slide 7 - Tekstslide
De veeconstante berekenen (van veer 2)
Slide 8 - Tekstslide
Welke veer heeft de grootste veerconstante?
A
Veer A
B
Veer B
Slide 9 - Quizvraag
Aan de slag
- Verwerking practicum
- Starten met §7.4 opgave 43 t/m 46, 48 en 49
timer
20:00
Slide 10 - Tekstslide
Des te stugger een veer des te ... de veerconstante
A
groter
B
kleiner
Slide 11 - Quizvraag
Voorbeeld 1 Je hebt een veer van 10 cm. Als je een kracht van 170 N op een veer uitoefent wordt de lengte van de veer 17 cm. Bereken de veerconstante in N/cm.
Slide 12 - Tekstslide
Uitwerking vb 1
Geg: lengte veer = 10 cm Lengte veer eind = 17 cm
Fv= 170 N
Gev: C (N/cm)
For: C = Fv / u
Ber: u = Lengte veer eind - lengte veer
u = 17 cm - 10 cm. u = 7 cm
C = 170 N / 7 cm
C = 24,3 N/cm
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld 2 In je weegschaal zit een veer. Als je op de weegschaal gaat staan wordt deze veer 1,2 cm ingeduwd. De veerconstante van deze veer is 530 N/cm. Bereken je massa in kg.
Slide 14 - Tekstslide
Uitwerking vb 2
Geg: u = - 1,2 cm. C = 530 N/cm. g= 9,81 N/kg
Gev: m (kg)
For: C = Fv/u. F = m x g
Ber: Fv = C x u. Fv = 530 N/cm x -1,2 cm
Fv = - 636 N
m = F / g. m = (-) 636 N / 9,81 N/kg
m = 64,8 kg
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk
§7.4 opgave 44 t/m 46, 48, 49, 53, 54 en 55
Slide 16 - Tekstslide
Op twee manieren (serie en parallel) wordt een massa (1,0 kg) aan twee veren gehangen. De twee veren hebben beide een veerconstante van 7,0 N/m.
In welke situatie is de veerconstante van de twee veren samen groter dan 7,0 N/m? Hoe groot is die nieuwe veerconstante?