HA1 woordenschatquiz H 1,2,3
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Iemand die amicaal is, die.....
A
Is blind
B
is zenuwachtig
C
is vriendelijk
D
is irritant
Slide 2 - Quizvraag
Een ander woord voor 'lokaal' is
A
plaatselijk
B
nooit
C
tijdelijk
D
hier
Slide 3 - Quizvraag
Ik .......dat de toets niet goed gemaakt is.
A
beleid
B
vrees
C
analyseer
D
bejegen
Slide 4 - Quizvraag
de
insteek
het
effect
ruïneren
kommer en kwel
vernielen
de
aanpak
hopeloze
ellende
het
gevolg
Slide 5 - Sleepvraag
adembenemend
amusant
capaciteiten
doubleren
heel boeiend,
mooi/
spannend
bekwaamheden
/ skills
grappig
blijven zitten/
het jaar overdoen
Slide 6 - Sleepvraag
afgunst
debuut
toenmalig
animo
eerste
optreden
in die
tijd/
eerdere
zin om mee te doen
jaloezie
Slide 7 - Sleepvraag
Gister liep hij tegen de lamp: hij werd opgepakt met tien rollen Mentos in z'n mouw.
A
Hij liep op eieren
B
Hij is het feestvarken
C
Hij danst naar iemands pijpen
D
Hij werd betrapt
Slide 8 - Quizvraag
Als de aap uit de mouw komt....
A
dan wordt er iemand 50
B
dan doet iemand heel vreemd
C
dan wil je iets niet doen
D
wordt ineens duidelijk hoe iets zit
Slide 9 - Quizvraag
op eieren lopen
een boterbriefje halen
puntjes op de i zetten
de sterren van de hemel
spelen
trouwen
iets helemaal afmaken/ de laatste foutjes
verbeteren
ontzettend goed presteren
heel
voorzichtig
zijn
Slide 10 - Sleepvraag
met Sint Juttemis
in de wolken zijn
door de mand vallen
leven in de brouwerij brengen
erg
gelukkig zijn
de saaiheid
doorbreken
nooit
men heeft door dat je liegt
Slide 11 - Sleepvraag
Wat kun je tegenkomen op een conservatorium?
A
Een figuurzaag
B
Een lijk
C
Een viool
D
Een directeur
Slide 12 - Quizvraag
Iemand die wel 100x een bal kan hooghouden is....
A
erg behendig
B
erg artistiek
C
erg auditie
D
erg onbeschaafd
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord past het best bij de omschrijving?
Hij ging er vandoor met haar beste vriendin.
Hij ging er vandoor met haar beste vriendin.
A
affiche
B
duo
C
recent
D
afgunst
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord past het best bij de omschrijving?
Als je in de kelder woont, heb je minder daglicht in huis.
Als je in de kelder woont, heb je minder daglicht in huis.
A
uniek
B
domineren
C
beleid
D
souterrain
Slide 15 - Quizvraag
Wat was het doel van deze les?
Slide 16 - Open vraag
Vind je dat het doel behaald is?
😒🙁😐🙂😃
