T1 B3 Verbranding in organismen

B3: Verbranding in organismen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

B3: Verbranding in organismen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

+
+
+
Herhaling 
water
koolstof- dioxide
energie
zuurstof
brandstof

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vindt verbranding alleen in je spieren plaats?

A
nee
B
ja

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Water speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?

A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water als verbrandingsproduct.
B
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de fotosynthese wordt de volgende brandstof gemaakt....
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Water
D
Glucose

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebruiken wij als "brandstof" voor de verbranding in ons lichaam?
A
Water
B
Voedsel
C
Benzine
D
Zuurstof

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:13
Wat is de "brandstof" bij de verbranding van een lucifer?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:43
Wat voor energie maken de cellen in jouw lichaam?
A
Warmte-energie
B
Licht-energie
C
Bewegingsenergie
D
Kern-energie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:28
Welke stof gebruiken wij in ons lichaam vooral voor de verbranding?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

04:08
Welke twee stoffen heb je nodig om in je cellen te kunnen verbranden?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

05:56
Energierijk voedsel

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Warmbloedig...
...of koudbloedig?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warmbloedige dieren
  • Lichaamstemperatuur altijd ongeveer gelijk (bij ons: 37°C).
  • Veel verbranding nodig om temperatuur zo hoog te houden wanneer de omgeving koud is. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koudbloedige dieren
  • Lichaamstemperatuur is (ongeveer) gelijk aan de temperatuur van de omgeving. 
  • Omgevingstemperatuur laag? Lichaamstemperatuur ook laag --> Weinig verbranding.
  • Trucjes om warmer te worden bij kou.
  • Winterslaap/rust

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Je kan de verbrandingsformule beschrijven
  • Je kan vertrellen wat de brandstof voor ons lichaam is
  • Je kan de verschillen in verbranding tussen warm- en koudbloedige dieren beschrijven

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen bs 3

  • Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat warm- en koudbloedig betekend.
  • Je kunt het verschil in verbranding bij koudbloedige en warmbloedige dieren beschrijven en hieruit concluderen wanneer zij een actief leven leiden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koudbloedig & warmbloedig
warmbloedig = constante lichaamstemperatuur
koudbloedig = wisselende lichaamstemperatuur
Hoe hoger de lichaamstemperatuur hoe meer verbranding
dus GEEN koud/warm bloed!
Want een koudbloedig dier kan ook in een warme omgeving zijn, op dat moment is zijn lichaamstemperatuur ook 'warm' (hoog). 
Warmbloedige dieren houden hun lichaams temperatuur altijd even hoog ongeacht de buiten temperatuur
bijv: wij mensen houden onze lichaamstemperatuur constant rond de 37 graden ook al is het koud in onze omgeving.
Koudbloedige dieren hebben een wisselende lichaamstemperatuur, Bij deze dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan hun omgeving
bijv: als het buiten 3 graden is heeft de kikker een lichaams temperatuur van 3 graden. Als het 26 graden is zijn zijn omgeving zal zijn lichaamstemperatuur ook 26 graden zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koudbloedig
  • wisselende temperatuur
  • weinig verbranding bij lage temperatuur
Gevolg? 
  • winterslaap
Wat gebeurd er? 
Weinig verbranding = weinig energie beschikbaar
Bij koud weer zijn koudbloedige dieren niet erg actief
Veel koudbloedige dieren doen aan winterslaap
-Lichaamstemperatuur daalt
-Stofwisseling vertraagd
-Weinig energie en zuurstof nodig
-Sommige reptielen ademen de hele winterslaap niet

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
  • Bij welk dier is de lichaamstemperatuur het hoogst/laagst?
  • Bij welk dier vind de minste/meeste verbranding plaats?
Hoogst = de 2 muizen (deze zijn altijd 37 graden)
Laagst = kikker in 5 graden, deze past lichaamstemperatuur aan aan omgeving
Meest = Muis in 5 graden (moet veel verbranding uitvoeren om lichaamstemperatuur op 37 graden te houden)
Minst = Kikker in 5 graden (lichaamstemperatuur is laag)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mark bestudeerd 2 soorten vossen: een poolvos en een rode vos (NL). Welke stelling is juist?
De poolvos verbruikt meer zuurstof, hij is warmbloedig in in deze koude omgeving vind er meer verbranding plaats om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden. Voor deze verbrandingsreactie is zuurstof nodig.
A
De poolvos verbruikt meer zuurstof
B
De rode vos verbruikt meer zuurstof
C
De poolvos en de rode vos verbruikten evenveel zuurstof
D
De poolvos en de rode vos gebruiken geen zuurstof want ze zijn in winterslaap

Slide 21 - Quizvraag

De poolvos verbruikt meer zuurstof, hij is warmbloedig in in deze koude omgeving vind er meer verbranding plaats om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden. Voor deze verbrandingsreactie is zuurstof nodig.
In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig
Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: waar Karen: nietwaar
D
Tim: nietwaar Karen: waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koud- of warmbloedig?

dolfijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koud- of warmbloedig?

krokodil
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koud- of warmbloedig?

kikker
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koud- of warmbloedig?

geit
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk opdrachten werkboek/methode
basisstof 3:
maken 10 t/m 14
opdracht 11 is een practicum (zie volgende slide)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 11
Vul het werkplan digitaal in.
deze kun je vinden in som (zie 20/11 lesplan)
de docent geeft aan of het werkplan goed is zodat je het volgende les kunt uitvoeren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies