RT wk 9 - d/t

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Remedial TeachingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

d of t?
Hed paart heefd hart gerent
Het paart heeft hart gerend
Hed paard heefd hard gerend
Het paard heeft hard gerent
Hed paart heeft hart gerendt
Het paardt heefd hardt gerent
Het paart heefd hart gerend
Het paard heeft hard gerend

Slide 2 - Tekstslide

Hoe weet je nou of het
een d of t is?
Eerst bepalen: wat is het voor woord?

Is het een zelfstandig naamwoord?
(een iets of ding?)

Of is het een persoonsvorm?
(een werkwoord, iets wat je kunt doen)

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je nou d of t?
Wanneer het woord een zelfstandig naamwoord is:
 maak je het woord langer (meervoud):
schat         -         schatten
zwaard        -         zwaarden
hout         -          houten
hoofd         -          hoofden

Slide 4 - Tekstslide


Is het tot nu toe duidelijk..?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 5 - Poll

Is het d of t?

In de volgende slide zie je plaatjes van woorden die
eindigen op d of t, maar welke is de juiste?

Maak de woorden langer en
sleep de plaatjes naar de juiste letter.






Slide 6 - Tekstslide

t
d

Slide 7 - Sleepvraag


ik..
A
..snap het nog steeds
B
..snap het helemaal
C
..snap het een beetje
D
..snap het nog niet

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nou d of t?
Wanneer het een werkwoord of persoonsvorm betreft,
is de eerste stap het kijken naar de juiste vorm,
gaat het over ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij?

Vervolgens bepaal je de juiste tijd:

Tegenwoordige of toekomende tijd?                                     Verleden tijd?                             
(nu, 's middags, morgen, volgende week )               (gisteren, vorige week, vroeger, laatst)

Slide 9 - Tekstslide


Ok, dit snap ik
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 10 - Poll


Oefenen met de tegenwoordige tijd
1.  Jij ... (kopen) een nieuwe auto.  
2.  Het vliegtuig ... (zweven) boven het weiland.
3.  Joost ... (schudden) de nieuwe docent de hand.
4.  U ... (verliezen) een papiertje.
5.  Het meisje ... (eten) een gebakje.
6.  Hans ... (leren) spellen van Joan.
7.  Het kind ... (nemen) het idee niet serieus.
8.  Hij ... (vinden) een klavertje vier.
9.  De slager ... (kleden) zich in het wit.
10. De held ... (redden de hond uit het water.
11.  Zij ... (verbazen) zich over haar mooie handschrift.

Slide 11 - Tekstslide


Dit snap ik ook nog
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 12 - Poll

verleden tijd (vt)
In de v.t. gebruik je de ik-vorm uit de tegenwoordige tijd +te(n) of +de(n)
Werken
(ik werk)
Presenteren
(ik presenteer)
ik
werkte
ik vorm
presenteerde
jij/hij/zij/het
werkte
ik vorm +t
presenteerde
wij
werkten
hele werkwoord
presenteerden
zij/jullie
werkten
hele werkwoord
presenteerden

Slide 13 - Tekstslide

verleden tijd (vt)
In de v.t. gebruik je de ik-vorm uit de tt +te(n) of +de(n)
Dit geldt ook als de ik-vorm van het werkwoord al eindigd op een d of t
Zetten tt
Zetten vt
Landen
Landen
ik
zet
zette
ik vorm
land
landde
jij/hij/zij/het
zet
zette
ik vorm +t
landt
landde
wij
zetten
zetten
hele werkwoord
landen
landden
zij/jullie
zetten
zetten
hele werkwoord
landen
landden

Slide 14 - Tekstslide


ik..
A
..snap het nog steeds
B
..snap het helemaal
C
..snap het een beetje
D
..snap het nog niet

Slide 15 - Quizvraag

Voltooide tijd
De meeste fouten met het toepassen van een d/t op het eind, worden gemaakt in de voltooide tijd.

Voltooid deelwoorden beginnen met
ge-
be-
ver-


Slide 16 - Tekstslide

Voltooide tijd

In een voltooide tijd vind je naast het voltooid deelwoord altijd een vorm van een van de volgende werkwoorden:

worden
hebben
zijn



Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden van voltooide tijd

De jongen is (zijn) naar school gefietst.

Moeder heeft (hebben) gezegd dat het mag.

De hond werd (worden) opgetild






Slide 18 - Tekstslide

't sexy fokschaap ?

Om te bepalen of een woord eindigd op een d of t gebruiken we

't sexy fokschaap

of misschien heb je wel eens gehoord van 't kofschip taxietje



Slide 19 - Tekstslide


ik..
A
..geloof het niet
B
..kan me vaag nog iets herinneren
C
..heb daar nog nooit van gehoord
D
..weet precies wat je bedoelt

Slide 20 - Quizvraag

Hoe werkt 't sexy fokschaap ?
Je kijkt eerst naar het woord waar het om gaat, bijvoorbeeld: gevoetbal...
Wat is het volledige werkwoord dat bij dit woord hoort? Voetballen

Vervolgens haal je de -en van het woord af: voetballen
Dit noem je de stam van het werkwoord. Voetball
Je bekijkt wat de laatste letter is van de stam:
De laatste letter is een L

Slide 21 - Tekstslide

Hoe werkt 't sexy fokschaap ?
De laatste letter is een L

Nu komt 't sexy fokschaap
Zit de letter L in 't sexy fokschaap?
JA?                                                                                               
       Gebruik op het einde een t                                                                    gevoetbald             
                                 NEE?
                                       Gebruik op het einde een d

Slide 22 - Tekstslide


Ik snap het!
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 23 - Poll

't sexy fokschaap
De jonge soldaat werd ... (afblaffen) door de strenge commandant.
De ambtenaar heeft het rapport aan de baas ... (tonen)
d
t
Ik heb het echt niet anders ... (willen).
De onfortuinlijke parachutist had meer dan een uur aan de kerktorenspits ... (bungelen).
Er werd zachtjes op de deur ... (kloppen) door de aardige verpleegster.
Alle leden hebben op de huidige voorzitter ... (stemmen).

Slide 24 - Sleepvraag

Hoe weet je nou of het t of d is?
Moeder heeft (hebben) gezeg... dat het mag.
Het hele werkwoord wat hier bij hoort is zeggen
wanneer je de -en van het werkwoord afhaalt, hou je de stam over: zegg
de laatste letter van zegg is een G

zit deze letter in:      't sexy fokschaap ?

NEE?    De laatste letter wordt een d                      JA?  De laatste letter wordt een t  

            Moeder heeft  gezegd dat het mag.       





Slide 25 - Tekstslide


Ik ben er klaar voor, kom maar op!
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 26 - Poll


Tijd om te oefenen.
Bij de wedstrijd heeft zij vals..
gespeeld
gespeelt

Slide 27 - Poll

Hoe weet je nou of het t of d is?
Bij de wedstrijd heeft zij vals gespeel...
Het hele werkwoord wat hier bij hoort is spelen
wanneer je de -en van het werkwoord afhaalt, hou je de stam over: spel
de laatste letter van spel is een L

zit deze letter in:      't sexy fokschaap ?

NEE?    De laatste letter wordt een d                      JA?  De laatste letter wordt een t  

Bij de wedstrijd heeft zij vals gespeeld





Slide 28 - Tekstslide


We proberen er nog eentje:
Het vliegtuig is veilig gelan...
geland
gelant

Slide 29 - Poll

Hoe weet je nou of het t of d is?
Het vliegtuig is veilig gelan...
Het hele werkwoord wat hier bij hoort is landen
wanneer je de -en van het werkwoord afhaalt, hou je de stam over: land
de laatste letter van land is al een D                  dus een D ook aan het einde.

zit deze letter in:      't sexy fokschaap ?

NEE?    De laatste letter wordt een d                      JA?  De laatste letter wordt een t  

            Het vliegtuig is veilig geland.       





Slide 30 - Tekstslide


Ok, nog eentje dan:
Voor die leugen werden wij hard afgestraf..
afgestrafd
afgestraft

Slide 31 - Poll

Hoe weet je nou of het t of d is?
Voor die leugen werden wij hard afgestraf...
Het hele werkwoord wat hier bij hoort is afstraffen
wanneer je de -en van het werkwoord afhaalt, hou je de stam over: afstraff
de laatste letter van afstraff is een F

zit deze letter in:      't sexy fokschaap ?

NEE?    De laatste letter wordt een d                      JA?  De laatste letter wordt een t  

Voor die leugen werden wij hard afgestraft.





Slide 32 - Tekstslide


ik..
A
..begin het te begrijpen
B
..snap het helemaal
C
..geloof dat ik het snap
D
..begrijp er nog steeds niets van

Slide 33 - Quizvraag

Tijd om samen aan de slag te gaan.
tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd door elkaar
          1.  Als de planning wor___ gehaal___, wor___ de nieuwe auto in mei geΓ―ntroduceer___.
          2.  De krant mel___ dat het niet is gebeur___.
          3.  Het vliegtuig lan___, hoewel het erg mis___.
          4.  Hij heeft een minister benoem___, die zich bezighou___ met de problemen.
          5.  De club contracteer___ de nieuwe spits als hij medisch wor___ goedgekeur___.
          6.  Hij geloof___ dat ik dat aan jou heb beloof___.
          7.  Het gerucht versprei___ zich, dat hij in zijn nieuwe baan slecht functioneer___.
          8.  Ik vin___ dat jij je goed hou___ in deze situatie.
          9.  Wor___ je broer de opvolger?                                            Let op! De eerste in deze zin is een instinker
          10. Vin___ jij dat je dan geweiger___ mag worden?






Slide 34 - Tekstslide


Wat weet je nu over het gebruik van de d/t?
Het is me helemaal duidelijk
ehm...?? het is me nog steeds een raadsel
ik begin het te begrijpen
ik geloof dat ik het wel snap

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Tekstslide