V4 - T3 genetica - BS5

Thema 3 Genetica

BS 5 Dihybride kruisingen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Genetica

BS 5 Dihybride kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen BS5
Na deze BS kun je: 
  • kruisingschema's maken voor eihybride kruisingen met onafhankelijke overerving
  • afleiden uit deze kruisingen of stambomen wat de frequentie van genotypen en fenotypen van deze nakomelingen is. 

Slide 2 - Tekstslide

begrippen BS 5
onafhankelijke overerving
dihybride kruising

Slide 3 - Tekstslide

dihybride kruisingsvraagstuk 
  • wanneer meerdere allelen bijdragen aan het verschillende eigenschappen van het fenotype
  • maar niet op hetzelfde chromosoom liggen

Slide 4 - Tekstslide

dihybride kruisingsvraagstuk 
  • wanneer meerdere allelen bijdragen aan het verschillende eigenschappen van het fenotype
  • maar niet op hetzelfde chromosoom liggen

voorbeeld: haarkleur en zachte/ruwe vacht bij koeien

Slide 5 - Tekstslide

zelfde stappenplan !!!!
  1. Wat zijn de mogelijke allen? 
  2. Wat is het genotype van ouder #1? -> wat zijn de mogelijke gameten?
  3. Wat is het genotype van ouder #2? -> wat zijn de mogelijke gameten?
  4. Maak een kruisingstabel en vul deze in.
  5. Schrijf op wat de mogelijke genotypes zijn en de kans hierop. 
  6. Schrijf op wat de mogelijke fenotypes zijn en de kans hierop. 

Slide 6 - Tekstslide

dihybride kruising
hoe schrijf je de genotypen op? 
  • vb. AABB of AaBb of aaBB enz. 

belangrijk!!
- bij de meiose kunnen dus 16 verschillende combinaties ontstaan!!! 

Slide 7 - Tekstslide

dihybride kruising
tabel 4 bij 4 !!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

omgekeerde vraagstukken
genotypen van ouders bepalen:
  • afleiden uit verhouding van de fenotype van de nakomelingen
  • maak eventueel een kruistabelletje om te checken of de verhoudingen overeenkomen 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

oefenen
Bij muizen is het allel E (lange staart) dominant over het allel e (korte staart); het allel F (krullend haar) dominant over het allel f (glad haar).

In de F1 heeft 50% van de vele nakomelingen een lange staart en glad haar en 50% een korte staart en glad haar.

Wat is het genotype van één van de ouders?

Slide 12 - Tekstslide

oefenen
Bij muizen komen de volgende allelen voor: allel H veroorzaakt beharing, allel h veroorzaakt kaalheid. Allel R veroorzaakt bruine haren en allel r witte. De genoemde allelen zijn niet X-chromosomaal en niet gekoppeld. Twee muizen met het genotype HhRr krijgen nakomelingen.

Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een bruine vacht zal hebben?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

tips
vergeet je stappenplan niet te gebruiken!!!!


huiswerk bij BS5
opdrachten 55 t/m 65
lees BS6

Slide 15 - Tekstslide