H2.9: Isolijnen op de kaart

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Herhaling 2.8: 

Landschappen in Nederland

Wat voor soort
landschap zie
je hier?

1. Zeekleilandschap
2. Zandlandschap
3. Rivierlandschap
4. Cultuurlandschap

Waar staan de letters NAP voor?

normaal amsterdams peil

Hier vind je weinig/geen afzettingen van rivieren en van de zee.

1. Hoog NL
2. Laag NL

Als je een huis gaat bouwen op welke soort grond kun je dit het beste doen?

1. Zand
2. Löss
3. Klei
4. Veen

combineert eigenschappen van klei en zand

Als je groente gaat verbouwen op welke soort grond kun je dit het beste doen?

1. Zand
2. Löss
3. Klei
4. Veen

combineert eigenschappen van klei en zand

Wat voor soort
landschap
zie je hier?

1. Rivierlandschap
2. Veenlandschap
3. Duinlandschap
4. Zeekleilandschap

veluwe

Als je turf wilt steken, bij welke grondsoort moet je dan zijn?

1. Zand
2. Löss
3. Klei
4. Veen

combineert eigenschappen van klei en zand

H2.9: Isolijnen op de kaart

Leerdoelen

• Je kent verschillende manieren om het reliëf te meten.
• Je weet waarvoor isolijnen op kaarten gebruikt worden.
• Je kunt een kaart met isolijnen aflezen en tekenen.

Reliëf

Hoogtelijnen

Dichter bij

elkaar is steil

Atlas: kleuren

geven hoogte

aan

= hoogteverschillen in het landschap

Isolijnen 

Isos = gelijk

Hoogte of diepte is meetbaar:

GPS

Echo

verbinden punten met dezelfde waarde

Isobaren

Luchtdruk

Dicht bij elkaar =

het waait hard

Temperatuur

Neerslag

Lijnen die punten van gelijke druk met elkaar verbinden

Leerdoelen

• Je kent verschillende manieren om het reliëf te meten.
• Je weet waarvoor isolijnen op kaarten gebruikt worden.
• Je kunt een kaart met isolijnen aflezen en tekenen.

Isolijnen kunnen elkaar kruisen.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe dichter de lijnen bij elkaar liggen des te steiler het is.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe dichter de lijnen bij elkaar liggen des te harder het waait.

1. Waar
2. Niet waar

Aan de slag

2.8:                                      2.9:

MH : 1, 2, 3, 7 t/m 14     MH: 2, 5, 6, 7, 9, 11, 12

HV : 3 t/m 9                     HV: 1 t/m 6

Hoe: Overleggen met je buur

Tijd: Bezig tot 5 min voor het einde van de les.

Uitkomst: Volgende week af. In de les niet af = huiswerk.

Vragen: Lees de paragraaf, daarna docent vragen.

Klaar: Antwoordenblad ophalen of aan de slag met een ander vak

Controle:

MH 2.6: 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 14, 15

        2.7: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 13, 16

HV 2.6: 1, 3, 5, 6, 7

        2.7: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8

.