In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
Slide 1 - Tekstslide
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
De inkomsten van een vakkenvuller kun je berekenen met de volgende formule:
Dit noem je een woordformule (er staan woorden in)
Hierin zijn de woorden de variabelen.
Hier zijn de variabelen dus Inkomsten en tijd.
Daarbij horen eenheden. In dit geval euro en uren.
Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren
Slide 2 - Tekstslide
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
De woordformule kun je ook korter schrijven.
Je gebruikt dat letters.
Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren
wordt dan
I = 4,50t
Slide 3 - Tekstslide
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
Vaak staat er onder de formule meer info:
K = 4,50 + 5,20a
K = kosten in euro de variabelen hier zijn K en a
a = aantal kilo de gebruikte eenheden euro en kilo
Slide 4 - Tekstslide
Welke variabelen zitten er in de formule:
Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren
Slide 5 - Quizvraag
Welke eenheden zitten er in de formule:
Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de verkorte formule voor:
Gewicht in kg = 35 + 2,5 x aantal weken
Slide 7 - Open vraag
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
In een lineaire formule hebben we een begingetal(kan ook 0 zijn) en een richtingscoëfficiënt (afgekort r.c.). De r.c. wordt soms ook daalgetal of stijggetal genoemd.