H3enH4

Help! Ik kom tekort......
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Help! Ik kom tekort......

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Wat gaan we doen? 
  • Quiz kennis ophalen H3+H4
  • Brr PTA wat heeft prioriteit?
  • Wat heb jij nodig voor jouw PTA?

Slide 2 - Tekstslide

Spaarvormen
  • Spaarrekening, geld is vrij opneembaar, variabele rente.

  • Spaardeposito, geld staat voor langere tijd vast, vaste rente.

Belangrijk!
  • Staat er niets bij, dan is de rente altijd per jaar.
  • Staat er niets bij, dan gebruik je samengestelde rente*

Slide 3 - Tekstslide

Sparen voor een doel
Sparen voor de rente
Sparen uit voorzorg

Slide 4 - Sleepvraag

Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Sparen voor een doel
Je spaart omdat je denkt dat je tablet binnenkort kapot gaat
Je spaart omdat je na je examen met je vrienden op vakantie wilt
Je zet geld op een spaarrekening om er inkomsten aan over te houden

Slide 5 - Sleepvraag

Leenmotieven
Leenmotief = De reden waarom je geld leent.

  1.  Je hebt een tijdelijk geld tekort dat je even moet opvangen.
  2. Je wilt een grote uitgave kopen en hebt te weinig geld.
  3. Je hebt onverwacht dringend geld nodig en geen geld achter de hand.

Slide 6 - Tekstslide

 Overmorgen ontvang je je salaris, maar je moet vandaag boodschappen doen. Je leent € 50,- van de buurvrouw en spreekt af dit overmorgen meteen terug te betalen. 

Welk leenmotief herken je?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer
dagen, weken, maanden, kwartalen
omrekenen
A
365 dagen in t jaar
B
52 weken in t jaar
C
12 maanden in t jaar
D
4 kwartalen in t jaar

Slide 8 - Quizvraag

Een maand heeft ....
A
3,5 weken
B
géén 4 weken
C
4,5 week
D
5 weken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe reken je om van week naar maand?
A
x 52 ÷ 12
B
x 12 ÷ 52
C
x 4

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x 12
D
eerst x52, daarna :12

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat is budgetteren?
A
Een begroting maken
B
Een plan maken
C
Geld overmaken
D
Geld verdienen

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn vaste lasten?
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
uitgaven die regelmatig terugkeren, bedrag is meestal even groot
C
uitgaven voor boodschappen
D
Uitgaven die je niet zo vaak doet

Slide 14 - Quizvraag

Dagelijkse uitgaven zijn:
A
uitgaven van een huishouden en de kosten die regelmatig terug keren
B
gewone uitgaven voor boodschappen die je betaald van huishoudgeld
C
uitgaven die je niet zo vaak doet of waar je voor moet sparen

Slide 15 - Quizvraag

wat zijn incidentele uitgaven
A
het geld dat je krijgt
B
grote uitgaven die je af en toe doet
C
kleine uitgaven voor je dagelijks leven

Slide 16 - Quizvraag

Economie is keuzes maken! Welke rekenvaardigheid samen
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Ik kan in ieder geval 3 soorten krediet opnoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Hoeveel vragen van de 10 gemaakte opdrachten had je goed?
010

Slide 19 - Poll

Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik heb de tijd in de les nuttig besteed
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll