Lesson 2.9 17 nov

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welcome h3p!

1. Put your phone in the phonebag

2. Take your book and notebook out

3. Put your pencil case on your table. 

Today

• Recap grammar: tenses

       -  Play Battleship 

• Work on homework exercises:

       -  Vocabulary exercises in WB / study vocabulary

       -  Translate the sentences

       -  Reading text

    

• Quizlet about vocabulary 2.1 t/m 2.3

Present simple 

English:

Nederlands:

tegenwoordige tijd

You run very fast.

I see him over there.

Jij rent erg snel.

Ik zie hem daar.

Present continuous

English:

Nederlands:

duurvorm in de tegenwoordige tijd

I am reading the newspaper right now.

He is laughing at the moment.

Ik lees nu de krant.

Hij is op dit moment aan het lachen.

Past simple 

English:

Nederlands:

verleden tijd

I played tennis last week.

He bought a new bike yesterday.

Ik speelde vorige week tennis.

Hij kocht gisteren een nieuwe fiets.

Past continuous

English:

Nederlands:

duurvorm in de verleden tijd

We were singing when Patrick came in.

Janet was listening to the radio for a while.

We waren aan het zingen toen Patrick binnen kwam.

Janet luisterde een tijdje naar de radio.

Present perfect

English:

Nederlands:

voltooid tegenwoordige tijd

It has snowed, therefore the road is slippery.

I have worked for that company for three years.

Het heeft gesneeuwd, daardoor is de weg glad.

Ik heb drie jaar voor dat bedrijf gewerkt.

Past perfect

English:

Nederlands:

voltooid verleden tijd

It had snowed before we went outside.

I wish I had paid attention during class.

Het had gesneeuwd voordat we naar buiten gingen.

Ik wou dat ik had opgelet tijdens de les.

1. In tweetallen

Battleship

2. Markeer 4 schepen in je ‘my ships’ tabel (4x3).

3. Leerling 1 kiest een vakje van de ‘my partner’s ship’ tabel: 

maak een zin volgens de gekozen tijd

4. Leerling 2 luistert naar de zin en kijkt of het ‘hit’ or ‘miss’ is.

5. Hit? Leerling 1 schrijft een X in het vakje. 

Miss? Leerling 1 schrijft een O in het vakje.

6. De persoon die als eerste alle schepen van de tegenstander laat zinken, wint!

Present simple: hele werkwoord / werkwoord +-s

Past simple: werkwoord + -ed / onregelmatig 2e rijtje

Tenses

Present continuous: am/are/is + werkwoord + -ing

Past continuous: was/were + werkwoord + -ing

Present perfect: have/has + voltooid deelwoord

Past perfect: had + voltooid deelwoord

Do the exercises

Work on exercises

Exercise 8: zin 6 t/m 10 (GB page 24)

Finished?

-  Study vocabulary 2.1 t/m 2.3  (Quizlet)

Exercise 4, 5, 12, 13, 35 (WB page 50-64)

Text 2: Larry (GB page 27-28)