Cellen, weefsels

Cellen en weefsels
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cellen en weefsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je vertellen:
  • Wat anatomie en fysiologie is
  • hoe de cellen opgebouwd zijn en welke functie ze hebben
  • Welke weefsels er zijn

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom anatomie en fysiologie samen ?
Omdat anatomie en fysiologie zo nauw samenhangen begrijp je de leerstof beter

Pathologie: je leert over de ziektebeelden. Hier komt de anatomie en fysiologie ook terug

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie
Fysiologie
Pathologie
Ziekteleer
Bouw menselijk lichaam
Functioneren menselijk lichaam

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van de mens
Cel = kleinste functionele bouweenheden van het lichaam
Weefsel = groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan = groep samenwerkende weefsels (een of meerdere functies)
Orgaan stelsel = groep samenwerkende organen
Organisme = groep samenwerkende stelsel, levend
 wezen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

starten met de cel
wat wordt besproken:
  • wat zijn cellen
  • soorten cellen
  • opbouw van een cel  per onderdeel
  • celstofwisseling
  • intracellulaire en extracellulaire vloeistof
  • uitwisseling van stoffen
  • celdeling


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cellen zijn vergelijkbaar met legoblokjes
Cellen zijn kleine bouwstenen waarmee je een lichaam kunt bouwen. Ze zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen met een eigen eigen functie en orgaantjes.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten cellen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opbouw van een cel

Slide 9 - Tekstslide

Het membraan is een dun, doorlaatbaar vlies, gebouwd om bepaalde stoffen goed te laten passeren. Het celmembraan is dus selectief doorlatend (semipermeabel). Niet alle stoffen kunnen erdoorheen. Stoffen die van buiten naar binnen worden getransporteerd, zijn stoffen die de cel nodig heeft om te kunnen functioneren, zoals voedingsstoffen en zuurstof. Deze stoffen worden opgenomen uit het weefselvocht waardoor alle cellen worden omgeven. Daarnaast kunnen stoffen worden afgevoerd die niet meer nodig zijn: de afbraakproducten. De stoffen worden doorgelaten via buisvormige openingen.

Het cytoplasma kun je zien als 'de werkplaats' van een cel. Het bestaat voor het grootste deel uit water (70 tot 80%). Het overige deel bevat stoffen als eiwitten, vetten, suikers en zouten. Tussen deze stoffen vinden veel chemische reacties plaats. Dit is de stofwisseling van de cel. Om de stofwisseling te ondersteunen, bevinden zich in het cytoplasma kleine orgaantjes. Dit zijn de organellen. Ieder organel heeft zijn eigen specifieke taak in de werkplaats van de cel. Het grootste organel is de celkern. 
De cel is vergelijkbaar met een boterhamzakje het zakje stelt het celmembraan voor het water cytoplasma

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celmembraan
Buitenste grenslaag van de cel, dun doorlaatbar vlies
selectief doorlatend
Invoer van stoffen die de cel nodig 
heeft om te kunnen functioneren
(vanuit weefselvocht  om de cel)

Afvoer van afbraakproducten




voedingstoffen
koolhydraten
eiwitten
vetten
vitamines
mineralen
zuurstof
hormonen 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cytoplasma
Cytoplasma: gel-achtig vocht , water (70 %) en opgeloste stoffen in celmembraan
Celstofwisseling vindt hierin plaats (omstandigheden evenwichtig houden)
Celstofwisseling:  o.a. voedingstoffen opnemen en energie produceren  daarnaast  afvalstoffen kwijtraken. 
celstofwisseling wordt ondersteund door de 
organellen: orgaantjes die elk een specifieke taak hebben 
grootste organel: de celkern

Onderdelen van de celstofwisseling zijn:
het vrijmaken van energie uit voedingstoffen
bouwstoffen op de goede plaats inbouwen in de cellen en in de substantie tussen de cellen in
verwerken van afvalstoffen
aanleggen van reserves
reserves aanspreken als er gebrek is aan aanvoer van voeding
De volgende orgaanstelsels spelen hierin een rol: spijsverteringsstelsel, de bloedsomloop, de longen, de nieren, de huid. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De celkern regelt alle activiteiten in de cel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de celkern liggen de chromosomen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De chromosomen bestaan uit opgerold DNA. 
Daarop liggen je erfelijke eigenschappen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
23 paar chromosomen, van elk paar is één van je moeder en één van je vader. 
Van de 22 paar zijn ze gelijk,
Bij  één paar, de geslachtschromosomen, verschillen ze van elkaar. XY  (man) en XX (vrouw)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

starten met de cel
wat wordt besproken:
  • wat zijn cellen
  • soorten cellen 
  • opbouw van een cel  per onderdeel
  • celstofwisseling
  • intracellulaire en extracellulaire vloeistof
  • uitwisseling van stoffen
  • celdeling


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intracellulaire vloeistof

Vloeistof binnen in de cel 
(cytoplasma)


Extracellulaire vloeistof

Vloeistof buiten de cel

weefselvocht (tussen de cellen): zorgt voor voeding van de cellen


Extracellulaire stof:
- Bloedvocht
- hersenruggemergvocht
- lymfevocht
- Weefselvocht
60% uit water
38% in de cellen

Slide 20 - Tekstslide

Weefselvocht bevochtigd alle cellen behalve buitenste huidlaag. Zorgt dat de cel voedsel krijgt en voert zijn afvalstoffen af 
Passieve uitwisseling :
Transport door het celmembraan om evenwicht te vinden in de concentratie binnen of buiten de cellen:
Diffusie
Opgeloste stoffen gaan vanuit een plaats met een hoge concentratie naar plaats met een lagere concentratie. 

Osmose
De stoffen blijven op hun plaats, maar nu verplaatst de oplossingsvloeistof

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

starten met de cel
wat wordt besproken:
  • wat zijn cellen
  • soorten cellen 
  • opbouw van een cel  per onderdeel
  • celstofwisseling
  • intracellulaire en extracellulaire vloeistof
  • uitwisseling van stoffen
  • celdeling


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Cellen en weefsels 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je vertellen:
  • Wat anatomie en fysiologie is
  • hoe de cellen opgebouwd zijn en welke functie ze hebben
  • Welke weefsels er zijn

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels
  • wat zijn weefsels
  • welke weefseltype 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsel wat is het en welke type:
Weefsels: groepen cellen met dezelfde bouw en functie

Weefseltypen: Er worden vier groepen weefsels onderscheiden: zoek op in het boek welke dit zijn

Dekweefsel (huid, slijmvlies, klierweefsel)
Bindweefsel (bot-, kraakbeen-, vet- en bindweefsel;)
Spierweefsel (maken geen nieuwe cellen aan)
Zenuwweefsel (maken geen nieuwe cellen aan)

timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dekweefsel = epitheelweefsel
Zoek op in je boek:
2 hoofdgroepen epitheelweefsel bedekkend epitheel en  Klier epitheel
  • Waar vind je bedekkend epitheel
  • Noem voorbeelden waar je bedekkend epitheel vindt
  • wat is de belangrijkste taak van bedekkend epitheel
Bedekkend epitheel                     klier epitheel


Binnenbekleding van bloedvat : dekweefsel
staat niet in contact met de buitenwereld : endotheel
bedekkend epitheel binnen en buitenbekleding van het lichaam Buitenbekleding: huid 
binnenbekleding: lichaamsholten, holle organen en verschillende kanalen en afvoerbuizen 
vb: slijmvlies van de neusholte, de luchtpijp en de darmen
Taak : beschermen van onderliggende weefsels

Klier epitheel: vind je in verschillende klieren in het lichaam
Bijvoorbeeld: speekselklieren 
Taak: maken en afscheiden van stoffen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken epitheelweefsel 
1. Beschermen
2. Uitwisselen
3. Afscheiden 
4. Waarnemen 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschermen 
beschermt onderliggend weefsel tegen beschadiging, binnendringen van vuil of chemische stoffen en ziekteverwekkende kiemen 
Beschermt tegen uitdroging van het lichaam (zonnestralen tegenhouden)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwisselen 
uitwisselen van stoffen:
- opnemen (resorptie) en afgeven van stoffen 
bijvoorbeeld: in de longen wordt zuurstof en koolzuur uitgewisseld 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen 
gewaarwording van pijn, warmte, koude of een streling 
(prikkels worden doorgegeven aan zintuigcellen)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afscheiden (secretie)
epitheelcellen kunnen zelf stoffen aanmaken zoals slijm, verteringssappen en hormonen
klieren zijn gevormd door instulpingen van het epitheelweefsel in dieper gelegen  weefsellagen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bindweefsel
Functie: steunen, verzorgen of verbinden
Vier soorten:
  1. Bindweefsel
  2. Kraakbeen
  3. Bot                           5
  4. Bloed en lymfe.
  5. Vetweefsel

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.4 Bindweefsel 
groep weefsels die er voor zorgt dat het lichaam stevig is en in vorm blijft. 
Bindweefsel is het meest aanwezig in het lichaam 
3 hoofdsoorten: 1. bindweefsel 2. bindweefsel met speciale taak 3. steunweefsel 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken Bindweefsel
Beschermen
schadelijke stoffen onschadelijk maken ( witte bloedcellen inzetten)
weefsel herstellen 
Verzorgen
Verzorgt het bovenliggende weefsel
Steunen
andere cellen blijven op hun plaats
Biedt steun 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bindweefsel met speciale taken 
Vetweefsel
bevat meer vezels en minder cellen dan bindweefsel
* in onderhuids bindweefsel
Functie: opslaan van energie
Steun geven aan organen
bloed
bloedvormend weefsel (lymfe en beenmerg) behoort tot bindweefsel 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierweefsel
Contractiel weefsel: kan samentrekken
Drie soorten:
  1. Skeletspieren
  2. Hartspier
  3. Gladde spieren.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierweefsel 
spierweefsel: groep weefsels die ervoor zorgt dat het lichaam bewegingen uit kan voeren 
- stevigheid aan het lichaam

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierweefsel 
kan samentrekken (contraheren)
ontspannen
Goede aanvoer van O2 en voeding
Afvoer van afvalstoffen

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten cellen gespecialiseerd in samentrekken 

* dwarsgestreepte spiercellen
* gladde spiercellen
* hartspiercellen 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiervezels, onder te verdelen in :
-


dwarsgestreept spierweefsel/ skeletspierweefsel
aan botten van skelet
Zorgen ervoor dat botten bewegingen kunnen uitvoeren
- met behulp van pezen aan botten vastgehecht
* willekeurig spierweefsel (ook ademhalen)
voordeel; kan snel reageren werken
nadeel: weefsel is snel vermoeid 
glad spierweefsel
in de wanden van holle organen zoals maag, darmen, bloedvaten, urineleiders en blaas
* Staat niet onder controle van de wil
onwillekeurig spierweefsel: kan uit zichzelf samentrekken en ontspannen
Voordeel: het is onvermoeibaar
Nadeel: samentrekken gaat veel trager dan bij dwarsgestreept

hartspierweefsel
komt alleen in de hartwand voor
- hartspiercel heeft 1 kern
- staat niet onder controle van je wil (niet op commando je hart sneller laten kloppen)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwweefsel
  • Communicatienetwerk: informatie verzamelen en doorsturen
  • Zenuwcellen = neuronen
  • Gliacellen = ondersteunende cellen.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwweefsel
bevindt zich in de hersenen en het ruggenmerg (= Centrale zenuwstelsel)
(100 miljard zenuwcellen) 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Zenuwweefsel 
zorgt voor contact tussen weefsels en organen 
boodschappen (systeem)
Impuls: elektrische prikkels 
2 soorten cellen:
zenuwcellen en steuncellen 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuw =
Bundeling van lange uitlopers van zenuwcellen buiten het Centrale zenuwstelsel

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neuron(zenuwcel)
onderverdelen naar taken:      
  ontvangende (dendrieten)
  geleidende (neurieten)
  overdragende (synapsen)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten zenuwcellen 
gevoelszenuwcellen(sensorische)
bewegingszenuwcellen (motorische)
Schakelzenuwcellen (interneuronen)

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steuncellen 
bevinden zich tussen de zenuwcellen
zorgen voor steun en voeding 
bescherming tegen schadelijke stoffen

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Weefselvorming en/of herstel
1. Weefsels waarin cellen zich verdubbelen 
(huid, slijmvliezen, klieren en bindweefsel)

2. Weefsels waarin cellen zich kunnen vervangen en verdubbelen 
(lever en gladde spiercellen)

3. Weefsels die zichzelf niet kunnen vervangen en of verdubbelen 
( zenuwcellen, skelet- en hartspieren) 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies