11-03-2022 4BB Herhaling hfst 7 en 8

Hoofdstuk 7 Ademen 
7.1 Ademen
7.2 Ademhalingsstelsel
7.3 Luchtwegproblemen
7.4 Ademhaling bij dieren en 
planten
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 Ademen 
7.1 Ademen
7.2 Ademhalingsstelsel
7.3 Luchtwegproblemen
7.4 Ademhaling bij dieren en 
planten

Slide 1 - Tekstslide

Hoe komen wij aan energie?
  • Energie komt uit de verbranding van energierijke stoffen, vooral glucose.

  • Voor de verbranding is ook zuurstof nodig.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke stoffen zijn nodig voor verbranding?
A
Glucose
B
Zuurstof
C
Glucose en zuurstof
D
Water en koolstofdioxide

Slide 4 - Quizvraag

Hoe komt glucose in ons lichaam?
A
Door inademing
B
Door uitademing
C
Door voedsel te eten
D
Door voedsel uit te scheiden

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is verbranding belangrijk voor mensen?
A
Daar krijgen ze energie van
B
Daardoor gaan ze zweten
C
Bij verbranding maken ze voedingsstoffen die nodig zijn om te groeien
D
Verbranding is niet belangrijk voor mensen

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf het proces verbranding op

Slide 7 - Open vraag

Hoe haal je adem?

Slide 8 - Tekstslide

Ademhalingsstelsel

Slide 9 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Longblaasjes
  • Haarvaten
  • Zuurstof & koolstofdioxide:

Zuurstof gaat naar je bloed
Koolstofdioxide gaat uit je bloed

Slide 10 - Tekstslide

Wat is gaswisseling?
A
het opnemen van koolstofdioxide en afgeven van zuurstof
B
het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide

Slide 11 - Quizvraag

Waar vindt gaswisseling plaats?
A
Longblaasjes
B
Luchtpijp
C
Luchtpijptakjes
D
Bronchiën

Slide 12 - Quizvraag

Hoe ademen insecten?
Insecten hebben ademhalingsbuizen. Die heten tracheeën.
Die tracheeën komen uit in de huid.
Daar zie je gaatjes. Die heten stigma's.

- Achterlijf groter maken --> lucht met 
zuurstof wordt in tracheeën gezogen
- Achterlijf kleiner maken --> lucht met 
koolstofdioxide wordt naar buiten 
geperst

Slide 13 - Tekstslide

Dit is een deel van het
ademhalingsstelsel
van een insect.
Hoe heet onderdeel P?
A
Bloedvat
B
Bot
C
Stigma
D
Trachee

Slide 14 - Quizvraag

Vogels hebben gaswisseling via:
A
longen
B
huid
C
tracheeën
D
kieuwen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ademen planten?

Slide 16 - Tekstslide

Hoe ademen planten?
Planten maken zelf zuurstof door fotosynthese

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Nodig voor verbranding
Ontstaat bij verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
Energie
Glucose

Slide 19 - Sleepvraag

+
---->
+
en
brandstof
verbrandingsproducten
Verbranding bij de mens
glucose
zuurstof
energie
koolstofdioxide
water

Slide 20 - Sleepvraag

Hoofdstuk 8: eten
8.1 Voedsel
8.2 Gezond eten
8.3 Verteringsstelsel
8.4 Verteren
8.5 Eten bij dieren

Slide 21 - Tekstslide

Waarvoor heb je voedsel nodig?
Voedingsmiddel = alles wat je eet
Voedingsmiddelen bestaan uit 
voedingsstoffen

Slide 22 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Glucose is een suiker (koolhydraat)
Glucose heb je nodig voor de verbranding

Slide 23 - Tekstslide

Voedingsstoffen
  1. Koolhydraten
  2. Eiwitten
  3. Vetten
  4. Mineralen
  5. Vitaminen
  6. Water

Slide 24 - Tekstslide

Soorten voedingsstoffen
1. Brandstoffen
- Koolhydraten en vetten
2. Bouwstoffen
- Eiwitten, vetten, mineralen en water
3. Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je gezond blijft
- Vitaminen en mineralen

Slide 25 - Tekstslide

Gezond eten: de schijf van 5
  1. Groente en fruit: Vitaminen, mineralen, koolhydraten en voedingsvezels
  2. Smeer- en bereidingsvetten: vetten en vitaminen (vetten)
  3. Zuivel (melkproducten), noten, vis, peulvruchten, vlees en ei: Eiwitten, vitaminen en mineralen (eiwitten)
  4. Brood, graanproducten en aardappelen: zetmeel, vitaminen en voedingsvezels (koolhydraten)
  5. Dranken leveren water

Slide 26 - Tekstslide

In de afbeelding zie je de schijf van vijf.
In welk vak komen voedingsmiddelen
voor die vooral eiwitten leveren?
A
Vak 1
B
Vak 2
C
Vak 3
D
Vak 4

Slide 27 - Quizvraag

Wat is ongezond eten?
  • Te eenzijdig: te vaak dezelfde voedingsmiddelen eten
  • Te vaak vet: te veel en vaak vet eten is ongezond. Je krijgt dan cholesterol in je bloed.
  • Te veel koolhydraten en vetten: als je meer eet dan je nodig hebt dan gaat je lichaam het opslaan als reservestof. Hierdoor krijg je overgewicht

Slide 28 - Tekstslide

Tandbederf
Als je vaak zoete voedingsmiddelen eet, kun je last krijgen van tandbederf: gaatjes in je tanden of kiezen.
Je krijgt gaatjes doordat bacteriën in je mond de suikers omzetten in een zuur. Dat zuur lost je glazuur en tandbeen op. Hierdoor krijg je pijn aan je tand en kies. 

Slide 29 - Tekstslide

Onderdelen tanden
  1.  Glazuur: Buitenste laag van je tanden en kiezen. Glazuur is erg hard en beschermt je gebit tegen beschadigingen.
  2. Tandbeen is de laag onder het glazuur. 
  3. Cement is het laagje tussen het tandbeen en het tandvlees. 

Slide 30 - Tekstslide

Je ziet hiernaast een kies met gaatje. In welke laag of lagen zit het gaatje?
A
Alleen in het glazuur
B
Alleen in het tandbeen
C
In het glazuur en het tandbeen
D
In het glazuur, het tandbeen en tandholte

Slide 31 - Quizvraag

Verteringsstelsel
Mondholte
Slokdarm
Maag
Twaalfvingerige darm
Dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Anus

Slide 32 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen

Slide 33 - Tekstslide

In je slokdarm en darmen
Deze spierbewegingen noemen we peristaltische bewegingen

Slide 34 - Tekstslide

Peristaltische beweging






Slide 35 - Tekstslide

Wat is vertering
Vertering is het klein maken van voedingsstoffen door verteringssappen

Slide 36 - Tekstslide

Waar wordt je voedsel verteerd?
1. Mondholte, speeksel: zetmeel (koolhydraat)
2. Maag, maagsap: eiwitten
Maagzuur dood bacteriën
3. Twaalfvingerige darm
De alvleesklier maakt alvleessap: eiwitten, koolhydraten en vetten
De lever maakt gal: maakt vetten klein. 
4. Dunne darm, darmsap: eiwitten, koolhydraten

Slide 37 - Tekstslide

In afbeelding 11 hebben drie organen
een letter.

Welke letter geeft de lever aan ?
A
letter P
B
letter Q
C
De letter R

Slide 38 - Quizvraag


Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën

Slide 39 - Quizvraag

Planteneters, alleseters, vleeseters

Slide 40 - Tekstslide

Planteneters
  • Lang darmkanaal
  • Plooikiezen
  • Scherpe snijtanden
  • Vaak geen hoektanden

Sommige planteneters zijn herkauwers 
(zoals koeien en schapen)

Slide 41 - Tekstslide

Vleeseters
  • Darmkanaal is kort
  • Knipkiezen en snijtanden
  • Hoektanden zijn meestal groot en scherp

Slide 42 - Tekstslide

Alleseters
  • Eten zowel plantaardig- als dierlijk voedsel
  • Darmkanaal is middellang
  • Snijtanden en hoektanden
  • Knobbelkiezen (beetje knippen en malen)

Slide 43 - Tekstslide

Het darmkanaal van een hond is...
A
Lang
B
Kort
C
middellang

Slide 44 - Quizvraag

Is dier A een planteneter of vleeseter? Heeft die een lang of kort darmkanaal?
A
Planteneter met een kort darmkanaal
B
Planteneter met een lang darmkanaal
C
Vleeseter met een kort darmkanaal
D
Vleeseter met een lang darmkanaal

Slide 45 - Quizvraag