Informeren: De schrijver heeft als doel om de lezer te informeren. Hij wil feiten op een rij zetten of gebeurtenissen vertellen.
Instrueren: De schrijver heeft als doel om de lezer een instructie te geven.
Overtuigen: De schrijver heeft als doel om de lezer van zijn mening te overtuigen. Hij vindt het belangrijk dat de lezer het met hem eens is.